´Wat aardig,´ denkt de 71-jarige kantoorbediende op de
ochtend van 12 april 1932 misschien wel, als hij door twee onbekenden op
station Weesperpoort de trein in wordt geholpen. Of, wie weet: ´Toch een tikje
bemoeizuchtig.´ Hij moet naar Utrecht, waar hij woont.
Maar voordat hij naar huis gaat, komt hij aangifte doen op bureau
Linnaeusstraat. Op dat moment verdenkt hij zijn helpers op het station van iets
niet zo vriendelijks: van diefstal van zijn portefeuille. Met daarin ruim
zesduizend gulden aan bankbiljetten, toebehorend aan de zaak.
Ruim zesduizend gulden. Het staat er echt. Met de hand
geschreven, waardoor je als lezer je ogen gemakkelijk even niet gelooft.
Er wordt meer vermist op deze dag in 1932. Een witte
roeiboot, die al een verleden als gevonden voorwerp met zich meedraagt. Een paar fietsen die blijken te zijn gestolen. Een claxon, die vanaf een motor is ontvreemd.
In een loods wordt de muntmeter, waarmee de elektriciteit wordt geregeld, leeggehaald. Een vorm van criminaliteit die zich in de oorlog nog in
grote populariteit zal mogen verheugen.
Twee mannen worden opgebracht. Ze worden verdacht van
´opensluiting´.
Vanaf de Wijttenbachstraat moet een kleermaker mee naar het bureau. Hij overtreedt artikel
75 van de Algemene Politie Verordening: ´Met reclameborden rondgaan zodat de
algemene orde wordt verstoord.´ De borden worden in beslag genomen.
Een man uit Aalsmeer
komt aangifte doen. Hij heeft 110 gulden verloren bij een kaartspel. Het café waar
dat gebeurd is kan hij helaas niet aanwijzen. Van de mensen aan wie hij zijn
geld verloren heeft kan hij geen signalement opgeven. ´Onderzoek wordt
voortgezet,´ rondt de agent van dienst desalniettemin zijn verslag monter af.
Een vrouw doet ´klachte van belediging´. Ze is uitgescholden door een man. Voor ´slet´.
In de woning van een tabakstripper – te lezen als ´stripper´
overigens, niet als ´tripper´ - ontstaat
een brandje, dat door de brandweer met enkele emmers water wordt geblust. De
tabakstripper is niet verzekerd, maar er is dan ook geen schade.
Als laatste komt een
aangifte binnen van een gestolen belastingmerk, een rijwielplaatje. Tot in 1941
moet belasting betaald worden voor de fiets. In de jaren dertig zijn werklozen
van betaling vrijgesteld. In ruil daarvoor krijgen ze wel een, voor iedereen
zichtbaar, gaatje in hun plaatje.
Maar in dit specifieke plaatje zit geen gaatje. Wel, om
verder onduidelijke redenen, een scheur.
<< Homepage