vrijdag 16 februari 2018

27 september 1942: taart

Ik weet niet hoe het met u gesteld is, maar als ik aan de Tweede Wereldoorlog denk, zijn in stukken gevallen taarten niet mijn eerste associatie.

Eind september 1942 komt een vrouw naar het politiebureau Leidseplein om haar relaas te doen. Het geval wil namelijk dat zij, lopend in de P.C. Hooftstraat met een rijwiel in de ene hand en een doos met taart in de andere, moet uitwijken voor een aldaar geparkeerd staande handkar. Precies op dat moment passeert een vrouw haar en raakt haar linkerarm aan: de arm waarmee zij de taart draagt. Deze valt daardoor op de grond en wordt ´waardeloos´.

Ook de verloofde van die vrouw passeert haar op dat moment. Wat zijn aandeel in de gebeurtenis is, blijft geheel onduidelijk. Maar: ook zijn gegevens worden door de agent van politie uitgebreid in het verslag genoteerd.

De veroorzaakster van het ongelukkige voorval blijkt bereid om de helft van de taart, die drie gulden heeft gekost, te vergoeden. ´Waarmede [de vrouw]  echter geen genoegen wenste te nemen.´

Heel af en toe kom je ze in de rapporten van de politie, door de oorlogsjaren heen, tegen. Meldingen waarbij je je, hoewel je heus je best doet neutraal te blijven, toch afvraagt: moet je hiervoor nu naar de politie?

´Zij is ten civiele verwezen,´ luidt de laatste zin van het zestien regels tellende verslag van de dienstdoende agent.   


Een klein verhaal. Uit een wereld die gewoon doordraaide, terwijl de wereld doordraaide. Omdat ook dat was, wat de oorlog was.