dinsdag 30 september 2025

"Hitler Bravo"

De inkt van mijn vorige tekst is nog niet droog (de stroom is er nog amper af, is misschien correcter uitgedrukt) als ik de fietsenstalling van het Amsterdamse Muiderpoortstation binnen loop. Ik heb haast, vind geen plek. Het is hier altijd vol en waarom is het hier altijd vol en waarom zet ik mijn fiets dan niet gewoon buiten, nou, waarom?

En dan, voor ik tijd heb om deze discussie met mijzelf te beëindigen, zie ik in grote, slordige letters op een deur staan dat alle joden dood moeten. In het Engels. Een deur verder staat een vergelijkbare tekst. Op de muur daarnaast wordt Hitler een compliment gemaakt, hij heeft het goed gedaan, lees ik. "Hitler Bravo."

De tekst wordt omrand door diverse hakenkruizen, of wat daar voor door moet gaan, de tekens op de muur buigen naar links. Maar er was in nazitijden weinig links (handig ezelsbruggetje!).

Snel maak ik een paar foto's, ik heb namelijk nog altijd haast. "Als die teksten straks maar weg zijn," denk ik.

"Dan moet iemand het melden,"  is mijn volgende gedachte. Tussen gedachte 1 en 2 zit minstens een minuut.

"Ik moet hier zelf een melding van maken." Tussen deze gedachte nummer 3 en gedachte 2 zitten diverse minuten. Ik kan zelf de ander zijn. (Moet. Met die stukkies van mij. Wat zijn ze anders waard?)

Ik bel het informatienummer van de politie. "Wat stond er precies?" vraagt een mannenstem aan de andere kant van de lijn. Hij klinkt jong.

"Dat alle joden dood moeten. In het Engels."

Ik kijk om me heen. Nee. Echt niemand kan mij horen.

"En wat nog meer?"

Ik vertel over de hakenkruizen. Niet dat ze gespiegeld zijn, ik houd het hoorcollege dat ik wil geven over de juiste richting van de haken nét op tijd binnen.

"En verder?"

"Dat Hitler een goede job gedaan heeft. Bravo Hitler, en zo."

Opeens moet ik denken aan de politieagenten in de oorlog (op althans sommige wijkbureaus) die verzetsteksten die op muren en straten geschreven stonden letterlijk overtikten. Daarmee hielpen ze in feite de verzetsteksten verder te verspreiden, terwijl ze ondertussen niets meer deden dan hun werk en hen dus niets kon worden aangerekend. Krijgen deze moderne complimenten aan Hitler zo nu niet teveel aandacht?

De vriendelijke, betrokken klinkende medewerker van de meldkamer geeft aan dat hij een melding van de kwestie gaat maken.

Als ik een aantal uur later terugkom in de fietsenstalling, staan de teksten er nog steeds. Op één deur heeft zichtbaar iemand staan boenen: de letters op die deur zijn nu bleekblauw in plaats van zwart, sommige zijn gaan huilen.

Ik loop naar buiten, pal langs de herdenkingsplek voor de vele Joden die in de oorlog vanaf het Muiderpoortstation naar Westerbork gereden werden. Ik stap op mijn fiets. En rijd weg.

De volgende dag fiets ik langs het station om te zien of de teksten verdwenen zijn. Nee. Dat zijn ze niet. Ik bel de NS. Die waarschijnlijk de eerst verantwoordelijke is. Niet de gemeente. Of de politie.

"Hakenkruizen," noteert het meisje aan de telefoon bondig. "Ik geef het meteen door."

We hangen op, althans drukken knoppen in. Ik kijk naar buiten. De zon schijnt, er is geen reden. Maar, ja. Die was er toen ook niet.

donderdag 25 september 2025

Zege aan het welzijn

"Sieg Heil". Dat werd er geroepen in Den Haag, afgelopen zaterdag, 20 september. Die uitdrukking kan, eigenlijk, op verschillende manieren vertaald worden. Zege aan het welzijn is een van die mogelijke manieren. En het befaamde, beruchte, "Heil Hitler" kan worden omgezet naar: “Heel Hitler”. Als in: genees hem (al dan niet door handoplegging).

Maar, ja. Er heeft een oorlog over deze woorden heen gewoed. De woorden ‘Sieg’ en ‘Heil’ zijn tijdens het nationaalsocialisme aan elkaar gesmeed en gestold in die ene, beladen betekenis.

Zonder deze oorlog zou de Prinsenvlag ons fier aan het Nederlandse verzet tijdens de Tachtigjarige Oorlog herinneren en zou het hakenkruis zich mogelijk tot een veelgebruikt sjabloon in de wereld van de Zentangle hebben ontwikkeld.

Als de oorlog niet zou hebben plaatsgevonden, zouden we onze schouders lachend hebben opgehaald over mensen die, al “zege aan het welzijn” schreeuwend door de straten van Den Haag waren getrokken.

Om de stenen die op paarden en hun berijders gemikt zouden zijn, zou niet zijn gelachen. Dat zou, net als nu, vast en zeker onze afschuw hebben gewekt. Maar de woorden? De gebaren? Hooguit zou een enkeling in het publiek na het zien van diverse geheven rechterarmen denken: “Is er hier nou helemaal niemand links?”

Tijdens de oorlog waren er mensen die zich op een subtiele manier verzetten, hun woorden zorgvuldig kozen en “drei Liter” zeiden, in plaats van “Heil Hitler” (nog herinner ik de afschuw in de blik van mijn meester op de basisschool, in wat toen de zesde klas was en al heel lang groep acht is: zelf hadden deze mensen dan misschien het gevoel dat zij verzet hadden gepleegd, maar wás het eigenlijk wel verzet, zolang de Duitse bezetter tevreden dacht dat er “Heil Hitler” klonk?).

“Sieg Heil”. De mensen die dit afgelopen zaterdag in Den Haag scandeerden, hadden iets kunnen roepen dat daar sterk op leek. “Ziek hier,” bijvoorbeeld. Waarmee ze een grens hadden aangegeven in plaats van deze hadden overschreden.

In de bronnen uit de Tweede Wereldoorlog heb ik geen beschrijvingen gevonden van burgers die met “Heel Hitler” weg zijn gekomen. In theorie moet het hebben gekund, en misschien is het in de praktijk wel degelijk gebeurd.

Of Hitler te genezen was geweest, is zeer de vraag. Maar onze taal, onze woorden – die maken, of breken, we zelf. Daar hebben we de hand in. Onze woorden, op hun beurt, hebben een directe invloed op de wereld om ons heen.  

Was er afgelopen zaterdag maar “zege aan het welzijn” geroepen, of desnoods “ziek hier”. Dan was er een boodschap overgekomen, had zich het verlangen naar een wereld zonder oorlog minder opgedrongen.

Niet al onze woorden zijn vrij. Maar wij zelf zijn dat, sinds 1945, wel.