maandag 29 oktober 2018

29 oktober 1942: Verzet (tegen het verzet)


Sommige namen kom je in de politierapporten bij herhaling tegen. Dat zijn bijvoorbeeld namen van draaideurcriminelen, een term die ten tijde van de oorlog weliswaar nog lang niet is geboren. Of het gaat om kinderen die meer dan eens weglopen van huis. En ook in de oorlog zijn er mensen van wie de fiets steeds opnieuw gestolen wordt. Die hun rijwiel soms wellicht ietwat gemakkelijk ´ongesloten´ wegzetten.

En er zijn de enkelingen die meer dan eens pamfletten van het verzet naar de politie brengen. Deze pamfletten worden aangeplakt, in straten verspreid, in de tram of op de pont achtergelaten (of komen soms uit de lucht vallen, zoals het blad ´De Wervelwind´, dat in 1943 letterlijk per vliegtuig wordt bezorgd). Tot een ´daar-heb-je-hém-weer-effect´ aan toe, in het geval van één persoon, bij schrijfster dezes.

Een enkele keer worden verzetsbladen simpelweg afgeleverd op adressen van mensen met een andere, zeg bruinere, politieke kleur. Op 29 oktober 1942 bijvoorbeeld brengt een inwoner van een straat in Zuid twee Oranjekranten naar het politiebureau Leidseplein. Ze zijn bij hem ´door onbekende´ in de brievenbus gestopt.

De Oranjekrant is een verzetsblad dat vanaf 1942 één tot twee keer per maand uit komt. Het motto van het blad: ´vivere militare est´. Een strijdblad dus en ´onverdraaglijke lectuur voor moffen en n.s.b.´ers.´ In de editie waar het hier vermoedelijk om gaat (de krant is niet precies gedateerd) legt de samensteller van het blad, ´alias Burgmans´, het nog eens uit: de Oranjekrant is een strijdblad ´tegen de vuige bezetter.´ In een specifiek vakje als ´sociaaldemocratisch´ of ´protestants´ mag het niet worden gestopt. Dat indelen in hokjes, zo betoogt Burgmans, is iets van voor de oorlog.

Verzetspamfletten worden overigens meestal door de politie zelf naar het bureau meegenomen. Soms wordt de tekst van die pamfletten in de rapporten geciteerd, soms niet. De ene tekst is sterker dan de andere. Of, zoveel jaren na de oorlog, sneller te begrijpen dan de andere.

Begin oktober 1942 brengen twee medewerkers van het wijkbureau in Amsterdam-Zuid een aantal ´kleine papiertjes´ naar het politiebureau. Ze hebben deze gevonden in de Amstellaan en bij het Daniël Willinkplein. De papiertjes kondigen kort en bondig alvast de vrijheid en de victorie aan waarnaar sommige straten, waaronder diezelfde Amstellaan (Vrijheidslaan) en het Daniël Willinkplein (Victorieplein), na de oorlog zouden worden vernoemd: ´Houdt moed – nog korte wijl. Hebt u al een bijl?´



donderdag 11 oktober 2018

Van namen en andere personalia


Afgelopen zomer bracht een vriendin een naambandje voor me mee. Dat had ze, straatjutter die zij is, op straat gevonden. ´Polak´, stond er op het bandje. ´Omdat je altijd zoveel met de Joden bezig bent,´ legde ze uit. ´Bedankt,´ zei ik, ´wat leuk.´

(Vermoedelijk kwam het bandje uit de jaren tachtig of negentig. Wie veel bezig is met de oorlog heeft bij het zien van zo'n bandje andere associaties dan, begreep ik een tel nadat ik het bandje kreeg, bijv. de betreffende vriendin. Mijn eigen onmiddellijke gedachte ging uit naar de rugzakken, die verplicht gelabeld naar de kampen werden meegenomen.)

Later vroeg ik haar of ze het verhaal van Willem Polak kende: een beruchte Jodenjager met een achternaam die hij ongetwijfeld wel vermoorden kon. ´Maar dan moét hij toch Joods geweest zijn?´ vroeg ze nog. ´Met die achternaam?´ Maar nee, dus.

Polak is natuurlijk wel een veel voorkomende Joodse achternaam. Dat wist ook de arts die in de zomer van 1942 in het Burgerziekenhuis in de Linnaeusstraat een Joodse vrouw had behandeld. Het behandelen van een Joodse vrouw door een niet-Joodse arts was niet verboden (Joodse artsen op hun beurt mochten geen niet-Joden behandelen) maar de betreffende vrouw had zich, met een niet-Joodse man door het ziekenhuis lopend, ´beledigend [..] uitgelaten over Duitsland.´ En dat kon natuurlijk niet. Vond althans de vrouw die de belediging in de wandelgangen had opgepikt en spoorslags de politie inschakelde.

De niet-Joodse, Duitsland beledigende man had de agent van dienst te pakken weten te krijgen. Maar de Joodse vrouw niet. De arts wist namelijk niet meer hoe ze heette. ´Polak´, dacht hij. Haar adres kende hij niet.

Dit soort verhalen zijn spoortjes van verzet die, naast al het andere, soms ook in de politierapporten terug te vinden zijn. Zoals trouwens ook zichtbaar is in het stukje dat ik op 16 september op dit blog plaatste.

Het incident in het Burgerziekenhuis speelde zich in de zomer van 1942 af, en dus niet op 11 oktober van dat jaar. Wie zoekt naar een verband tussen de datum van nu en die van toen doet dat dit keer vergeefs. Een datum is uiteindelijk maar een datum. Zoals een naam ook maar een naam is.