dinsdag 20 september 2022

Frank en onvrij

Vandaag schrijf ik eens een stukje over een andere Frank. Een Frank die ook in de dagrapporten van de Amsterdamse politie voorkomt.

Nu komt de achternaam ‘Frank’ vrij veel voor: wie de achternaam op het Joods Monument zoekt, een database zonder welke, ik benadruk dit maar weer eens, ik een aantal van mijn stukjes op dit blog simpelweg niet had kunnen schrijven, krijgt over de duizend hits. Maar de meeste mensen kennen natuurlijk vooral Anne Frank. Otto. Edith, Margot.

De naam van de mevrouw Frank waar dit stukje over gaat, Paula Johanna Frank, staat op 9 juli 1943 in de politierapporten genoteerd. Net als Anne Frank was Paula Johanna Frank afkomstig uit Duitsland. Een paar maanden voordat Anne Frank in Nederland arriveerde, vestigde Paula Johanna Frank zich in Hilversum, op een adres waar zij de tien volgende jaar zou blijven wonen. Ze was flink ouder dan Anne Frank, of ook Otto Frank: ze stamde uit 1867.

Ik kwam de naam van Paula Johanna Frank tegen op één van mijn speurtochten door het politiearchief. Vervolgens ging ik haar zoeken op het Joods Monument. En ik vond haar, tot mijn verbazing, niet.

Nu is de naam Paula Johanna Frank, in de combinatie van voor- en achternaam, niet zó specifiek Joods, dat ik haar, onder andere omstandigheden, op het Joods Monument eindeloos zou zijn blijven proberen te vinden. Dan kun je namelijk wel bezig blijven: er zijn zoveel namen die Joods kúnnen, maar niet helemaal hoeven zijn (‘De Vries’, om een indruk te geven, is daar een voorbeeld van).

Maar Paula Johanna Frank moest echt Joods zijn. Dat kon niet anders: ze was door zelfdoding om het leven gekomen, “in de Joodsche Schouwburg, Plantage Middenlaan 24, alhier,” zoals de politie had genoteerd.

Ik besloot de naam door te geven aan onderzoekster José Martin van het Namenproject te Westerbork. Zij kon verder speurwerk verrichten, had toegang tot andere archieven. Daarop bleek dat Paula Johanna Frank nog niet als slachtoffer in die archieven voorkwam. Zij is vervolgens aan het Joods Monument toegevoegd.

Wetende dat ik vandaag een stukje over deze onbekende mevrouw Frank zou schrijven, zocht ik haar naam nog eens op het Joods Monument. Er waren door een bezoeker inmiddels foto’s aan haar pagina toegevoegd, zag ik. Ook bleek ze bij leven pianodocent te zijn geweest.

Mensen vragen weleens naar het nut van een blog, en onderliggend speurwerk, als dit. Jaren geleden zou ik hebben gezegd: het brengt de oorlog dichterbij, het wordt duidelijker wat daarin van dag tot dag allemaal is gebeurd. En dat is ook nu nog wel een deel van mijn antwoord. Maar er is een ander deel bij gekomen: het brengt het Joods leven van toen naderbij.  

donderdag 8 september 2022

AI avant la lettre

 “Koop toch een Zwarte Soldaat! Of anders een Nationaal Dagblad! Alsjeblieft, doe het!” Dat zou ik verzetswerkers uit 1940 en 1941 wel toe willen schreeuwen. Als dat tot de mogelijkheden zou behoren (en ik, mét die mogelijkheden, geen andere, zeg grotere dingen zou willen doen). Verzetswerkers in spe of in actie overigens, want zoveel verzet was er aan het begin van de oorlog nog niet.

De Zwarte Soldaat was het blad van de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB. Het Nationaal Dagblad was de krant van de NSB, die tijdens het eerste deel van haar bestaan door Rost van Tonningen werd geleid. Dus of mijn advies serieus genomen zou worden of als op enige wijze aantrekkelijk zou worden beschouwd is nog maar zeer de vraag.  

Het zou me niet om de artikelen te doen geweest zijn. Nee. In deze bladen, die allebei door een ‘hoofdopsteller’ werden geleid, stonden, zoals natuurlijk in elk tijdschrift, advertenties. En bij die advertenties stonden – niét zoals in elk blad, Volk en Vaderland was er bijvoorbeeld veel minder scheutig mee – adressen. Dikwijls volledige namen en adressen van mensen die de nationaalsocialistische zaak zeer waren toegenegen.

Eén van die adressen bevond zich aan de Bloemgracht. Niet aan het begin ervan, het deel waarop het bedrijf van Otto Frank uitkeek, maar aan het einde. Op een minuutje lopen vanaf het NSB-Kringhuis, dat ook al aan de Bloemgracht lag. In de ‘Zomermaand’ van 1941, op een dag waarop volgens de voorpagina van het Nationaal Dagblad “de stormklok dreun[de]”, zocht de bewoner van dit adres een pension in een bosrijke omgeving. Bij NSB-ers.

Begin 1945 werd er in diverse verzetsbladen indringend voor hem gewaarschuwd: zijn naam was genoemd in een uitzending van Radio Oranje, in een programma dat gewijd was aan de Gestapo.

Anne Frank was tegen die tijd nog maar nauwelijks in leven en een link met haar lot is niet te leggen. Maar dat het een roerige boel was aan de Bloemgracht is voor lezers van de Zwarte Soldaat en het Nationaal Dagblad, uit welk tijdperk dan ook afkomstig, helder.

Ik weet dit allemaal, of althans, kan deze informatie uit een eerder door mij aangelegde Excel-file opvissen, omdat ik een paar jaar terug hoopte meer te ontdekken over het lot van mijn naamgenoot en mede-Zeeuw Ko Stevense: een verzetswerker die aan het einde van de oorlog bij zijn woning aan de Bloemgracht werd doodgeschoten. In mijn achterhoofd had ik ondertussen Anne Frank. En ik vond de Bloemgracht, met al haar welig tierende nationaalsocialisme, zo opvallend dat ik ook ben gaan uitzoeken wie er allemaal aan de Leliegracht, ook al zo dichtbij het Achterhuis gelegen, woonde. (Ook daar zat een, op zijn minst, nogal interessant adres. Daarnaar heb ik nog geen nader onderzoek verricht.)

Over Ko Stevense heb ik niks nieuws ontdekt.

zondag 4 september 2022

De notities van de politie

De Amsterdamse politie maakte tijdens de oorlog (en ervoor, erna) uitgebreide notities van wat zich allemaal in de stad voordeed. Vaak ging het om heel alledaagse dingen. Een gestolen fiets die teruggevonden was en waarvan de twee buitenbanden, binnenbanden, wielen en het zadel ontbraken. Een man die bij het wegrijden zijn bruin lederen portefeuille met daarin die en die hoeveelheid geld op het dak van zijn auto had laten liggen. 

Je ziet het zo voor je. Ook hoe blij de eigenaar moet zijn geweest met de melding van de vondst van de portefeuille, mét inhoud. 

Ongelukken staan ook uitgebreid in de dagrapporten beschreven. Bijvoorbeeld het auto-ongeluk van een van de nationaalsocialistische kopstukken die de stad tijdens de oorlog telde. Hij kwam van rechts, echt waar! Twee getuigen konden het bevestigen. Joodse getuigen, waren dat. Die waren toen nog net in de stad, heel handig. 

Hoe Joden van huis gehaald werden, iets dat op gegeven moment systematisch gebeurde, staat niet direct in de rapporten beschreven. Maar als Joden, tijdens die acties, zelfmoord pleegden, ja, dan weer wel. 

Of als een agent een blauwe plek op zijn scheenbeen opliep tijdens het arresteren van een paar onderduikers, dan ook. 

De politie noteerde alles. Zelfs, op sommige bureaus, de eigen toilettijden. Tijdstip en tijdsduur. Een schaafwond, opgelopen tijdens het bestijgen van de dienstfiets.

De politie wist dingen die mensen zelf niet eens wisten. Zo had een buurvrouw van Anne Frank, ditmaal uit de tijd dat ze nog aan het Merwedeplein woonde, tijdens de oorlog zelfmoord gepleegd. Pillen, had ze genomen. 

De politie had dit in een dagrapport genoteerd. De moeder van de dochter, die na de oorlog huiswaarts keerde, wist niet wat haar dochter was overkomen. Jarenlang zocht ze de lijsten van de diverse kampen af, plaatste oproepen. Ze stierf uiteindelijk zonder te weten wat er met haar dochter was gebeurd.

De politie wist ook dat Otto Frank niet naar het oosten was gedeporteerd. Zij kwam in 1943 en 1944 nog in allerlei door Joden verlaten panden (er werd veel ingebroken) en noteerde dan dat de bewoner in Duitsland was. Of, een enkele keer: in Polen. Dat was allemaal goed geadministreerd.

De woonplaats van Otto Frank, daarentegen, was onbekend  (hij moest dus zijn gevlucht of ondergedoken). De politie had het in april 1944, toen er in het bedrijf van Otto Frank was ingebroken, in het betreffende dagrapport gezet. En een 'gelukkig voor hem' zal niet door elke politieagent zijn gedacht. 

Het bedrijfspand van Otto Frank begon in 1944 op te vallen. Er werd ingebroken, medewerkers hadden met distributiebonnen gerommeld (weten we dankzij recent speurwerk van Gertjan Broek). En misschien is Otto Frank inderdaad direct verraden, een veronderstelling die al heel lang de heersende is. Maar misschien zit het anders en werd in augustus 1944 het laatste stukje van een puzzel gelegd waardoor de Duitse autoriteiten besloten: dit pand gaan we nú inspecteren.