dinsdag 12 november 2024

Doe eens normaal, man

Afgelopen zondag fietste ik door het IJbos, het IJbos dat al decennialang het W.H.Vliegenbos wordt genoemd. In de oorlog - en dus in de politierapporten - heette het nog het IJbos, het lag dan ook pal aan het IJ.

Ik slingerde de klok naar 1942, de zomer van 1942 om precies te zijn, toen Amsterdamse Joden nog net hun fietsen niet in hoefden leveren en evenzogoed niet door het IJbos mochten fietsen. Dat was een regel, door de bezetter bedacht en wie hem schond kon dit zomaar met de dood moeten bekopen. Voorbeelden daarvan zijn terug te vinden in het politiearchief. Althans, de betreffende mutaties vind je daar en dan op het Joods Monument het vervolg (Joden die betrapt werden op een overtreding als deze, werden door de politie naar de S.D. gebracht, die vervolgens wel raad met hen wist).

Toen dacht ik aan een andere regel, gewoon door Nederlanders bedacht. Rechts aan blijven houden was er bijvoorbeeld eentje, als je dat niet deed kon de politie dagenlang je fiets in beslag nemen. Maar verslagen daarvan vind je na 1940 niet zo makkelijk meer terug.

Ik beeldde mij in dat ik, alweer in de zomer van 1942 - het was in de zomer van 1942 een chaos op de wijkbureaus van politie, Joden doken onder, vluchtten, verdwenen, daar werden door allerlei burgers meldingen van gedaan, de reacties van de agenten van dienst hierop waren aanvankelijk niet consequent - bij een Joodse kennis op bezoek was en dat er nét iets teveel licht langs het verduisteringspapier naar buiten scheen, de politie hierop door de Luchtbeschermingsdienst werd geattendeerd en mijn Joodse kennis vervolgens naar de S.D. werd doorgezonden en van daaruit oostwaarts. 

Was dit bij mij thuis gebeurd (zonder de Joodse kennis op bezoek, dit was niet meer toegestaan), dan had ik slechts een boete gekregen. En, vooruit, als ik niet thuis was geweest die avond, dan had de politie mijn lamp 'met gebruik van het dienstwapen' mogelijk kapot geschoten. 

We hadden dan hetzelfde vergrijp gepleegd. Alleen de Jood werd afgevoerd.

In de dagen die volgden heb ik nog veel podcasts gehoord, filmpjes op YouTube bekeken, talkshows gezien, 1942 is het tenslotte allang niet meer. Ik zag pallets uit elkaar getrokken worden, een jonge man ontkennen dat hij Joods was,  politici over elkaar heen buitelen in hun drang om de wereld duidelijk te maken dat de grens nu echt, en ja, door wie werd niet altijd met evenveel woorden aangeduid maar was desondanks toch wel duidelijk, overschreden was.

Hoe harder ik nadacht, hoe meer ik in de war raakte, wat nu was de kern?

Dat ik in 1942 geen boete had willen krijgen? Nee. Hoewel ik geen fan ben van boetes en er naar mijn mening in de loop van mijn leven ook echt al teveel heb gehad, zij het niet in 1942.

Dat de Joden die in 1942 door het IJbos fietsten dat probleemloos hadden kunnen doen, dan? Nou, dat was zeker wel zo fijn geweest.

Dat ik in 1942 had gewild dat mijn Joodse kennis net als ik gewoon een boete had gekregen? Ja. Dat kwam het dichtst in de buurt. 

Het is 2024. Ik wil leven in een wereld waarin iedereen door het W.H. Vliegenbos mag fietsen. Gelukkig doen we dat, al heel lang. Een wereld vooral waarin die iets uithaalt of een regel schendt dezelfde reactie mag verwachten. 

Niets meer. Niets minder.  Joden, Marokkanen, en alle anderen. 




















donderdag 25 juli 2024

Tachtig jaar later en nog geen dag wijzer

- English below -

Op 4 augustus 2019, 75 jaar na de inval in het Achterhuis, zou de verrader van Anne Frank door het Cold Case Team bekend worden gemaakt, zo kon in de jaren voorafgaand aan deze datum mede via de landelijke televisie worden vernomen.

Op 4 augustus 2019 gebeurde er echter niets van dien aard. In januari 2022 trok alsnog de bekende storm over het land.

Inmiddels is het bijna 4 augustus 2024, tachtig jaar na de ontdekking van de acht onderduikers, en is het archief van het Cold Case Team - eindelijk, in de zomer van 2022 zou hiervan al sprake zijn - inzichtelijk. Wie er belangstelling voor heeft, kan zich melden bij het Stadsarchief Amsterdam en krijgt dan een laptop waarop de documenten zijn in te zien. 

Intussen heb ik dat gedaan.

Ik concentreer mij in dit blog op de door mij eerder genoemde nationaalsocialistische overbuurman van het kantoor van Otto Frank, die vanuit zijn huis een zeer goed zicht had op het kantoor van het bedrijf van Otto Frank: hij woonde er pal tegenover. Het is onmogelijk om alle documenten in het archief in een korte tijd op hun waarde te kunnen schatten. Het derde punt dat ik noem is van een andere orde.

De volgende observaties deel ik op deze plek. 

1. Mijn eerdere aanname dat de politierapporten niet goed bestudeerd zouden zijn, moet ik corrigeren: zij zijn juist zorgvuldig onder de loep genomen. Desondanks hebben de onderzoekers de 'overbuurjongen' van Anne Frank, zoals ik hem eerder in dit blog aanduidde, niét gezien. En daarmee is hen ook de informatie ontgaan dat zijn vader, voor zijn dagelijks brood werkzaam in dienst van de bezetter, hem later die avond op kwam halen. Dit is uitermate relevante informatie, omdat zoon of vader zich tegenover de politie, met minder of juist met meer opzet, iets kunnen hebben laten ontvallen over de vele voedselleveranties bij hun overburen. Ook goed voorstelbaar is dat een van de onderduikers door hen is gezien. Van Anne Frank zelf is bekend dat ze graag een blik op straat wierp, zij schrijft hierover ook in haar dagboek. Nogmaals: we spreken over de avond van 3 augustus 1944. De volgende ochtend is er een telefoontje naar de SD gepleegd dat meteen als betrouwbaar werd ingeschat.

Het is mij een raadsel hoe de onderzoekers deze mutatie kunnen hebben gemist. Zelf kunnen ze het niet vertellen, vastgelijmd als zij zitten aan hun geheimhoudingsplicht. Het waren twee kleine notities (eentje over de zoon en eentje over het ophalen door de vader). Mogelijk is tijdgebrek de verklaring, maar voor een cold case team gericht op het vinden van een dader zou de avond van drie augustus 1944 de hoogste prioriteit gehad moeten hebben. Een andere kanttekening die ik hierbij wil maken is dat ik de jongen zelf binnen enkele dagdelen had gevonden.

De onderzoekers waren wél bekend met de naam van vader: deze komt in het archief van het CCT voor op een lijst met NSB-ers. Het adres staat er ook bij. Er is simpelweg geen verdere research naar gepleegd.

2. In het boek van Rosemary Sullivan wordt druk, en met weinig kennis van zaken (zo klopt de genoemde spertijd - en ik herhaal: die van de vooravond van de inval in het Achterhuis - niet), gefilosofeerd over de reden waarom een andere aanhouding op dezelfde avond, van een bewoonster, ook lid van de NSB, van de Bloemgracht een eind verderop, van zo korte duur was geweest. Had ze de politie misschien met informatie omgekocht? In het archief van het CCT bevindt zich de betreffende mutatie, waarin duidelijk staat aangegeven dat de vrouw naar huis mocht omdat ze thuis kleine kinderen had. De onderzoekers hebben, met andere woorden, hun eigen bronnen niet geraadpleegd bij het beantwoorden van hun vraag.

3. In een werkdocument noteert een van de onderzoekers dat Arnold van den Bergh vanaf het begin van 1944 in onderduik zat. Nu zijn werkdocumenten tijdelijke bestanden, waarin altijd weer correcties kunnen worden aangebracht, maar het is een observatie die ik, gezien de uitkomst van het onderzoek, bepaald niet onvermeld wilde laten.

Kort. Er is sprake van een uitgebreid opgezet onderzoek. Er is veel materiaal verzameld. Hierin is een mogelijke, serieuze verdachte geheel over het hoofd gezien en zonder dat het materiaal deze kant uit wijst een specifieke andere verdachte aangewezen. Voor argumenten die tegen deze verdachte pleiten, verwijs ik naar de stukken van Natasha Gerson en Mirjam Gorter & Ilias Frieling. Deze stukken zijn tegelijkertijd met het archief van het CCT openbaar gemaakt en, in tegenstelling tot het materiaal uit het archief van het CCT, online in te zien. Dat scheelt weer een fietstocht (of vliegticket).


- English -

Eighth years later and not a day wiser

On August 4, 2019, 75 years after the invasion of the Annex, the Cold Case Team was set to reveal the identity of Anne Frank's betrayer, as widely reported in the media. However, nothing of the sort happened on that day. It wasn't until January 2022 that the storm finally broke.

Now, nearing August 4, 2024, eighty years after the discovery of the eight hiding individuals, the Cold Case Team's archive has finally been made accessible to the public—something that was already promised in the summer of 2022. Anyone interested can visit the Amsterdam City Archives to access the documents on a laptop.

I have done just that.

In this blog post, I will focus on the National Socialist neighbor who lived directly opposite Otto Frank's office, giving him a clear view of the premises. It is impossible to fully evaluate all the documents in the archive in a short time. The third point I will address is of a different nature.

I have the following observations to share.

1. I must correct my earlier assumption that the police reports had not been thoroughly examined. In fact, they were scrutinized  carefully. However, the investigators overlooked Anne Frank's 'neighbor boy,' as I previously referred to him in this blog. Consequently, they missed the information that his father, who worked for the German occupiers, came to pick him up later that evening. This is highly relevant information, as either the son or the father might have inadvertently or deliberately mentioned the frequent food deliveries to their neighbors to the police. It's also conceivable that one of the hiding individuals was seen by them. Anne Frank herself is known to have often looked out the window, as she also mentions in her diary. Again, we are talking about the evening of August 3, 1944. The following morning, a phone call was made to the SD and was immediately deemed reliable.

I simply cannot comprehend how the investigators could have missed this information. They themselves cannot explain it, bound as they are by their confidentiality agreement. Perhaps time constraints were a factor, but for a cold case team focused on finding a perpetrator, the evening of August 3, 1944, should have been their top priority. Another point I want to make is that I found the boy myself within a few days.

The investigators were aware of the father's background; it appears in the CCT archive on a list of NSB members, along with his address. However, no further research was conducted.

2. In Rosemary Sullivan's book, there is much speculation, often based on limited knowledge (for example, the stated curfew time - and I repeat: the one on the eve of the raid on the Secret Annex - is incorrect), about why another arrest on the same evening, of a female resident, also a member of the NSB, on the Bloemgracht a short distance away, was so brief. Had she perhaps bribed the police with information? The CCT archive contains the relevant record, which clearly states that the woman was allowed to go home because she had young children at home. In other words, the researchers did not consult their own sources when answering their question.

3. In a working document, one of the researchers notes that Arnold van den Bergh had been in hiding since early 1944. Now, working documents are temporary files, in which corrections can always be made, but it is an observation that I, given the outcome of the research, definitely did not want to leave unmentioned.

In brief. A comprehensive investigation was conducted. A large amount of material was gathered. A potential, serious suspect was entirely overlooked, and without any evidence pointing in that direction, a specific other suspect was identified. For arguments against this suspect, I refer to the works of Natasha Gerson and Mirjam Gorter & Ilias Frieling. These documents were made public simultaneously with the CCT archive and, unlike the material from the CCT archive, can be viewed online. This saves a bike ride (or plane ticket).




donderdag 11 mei 2023

Het zijn wel experts II

"Je blog is niet zo goed te volgen voor mensen die niet zo diep in de materie zitten als jij," kreeg ik onlangs te horen. Ik geloofde dat niet helemaal. Totdat ik gisteren zelf er een duidelijk stukje op probeerde uit te zoeken, dat, ja, meteen voor iedereen te volgen zou zijn die niet zo diep in de materie zat als ik (en natuurlijk een aantal anderen).

Kort de dingen daarom nog eens op een rijtje. Mijn eigen bevin'dingen', die niet over Arnold van den Bergh gaan (die nu eenmaal ondergedoken zat).

Er heeft een heel team van experts zich gestort op het verraad van Anne Frank. Jarenlang heeft het onderzoek geduurd en het team, met vooraan Vince Pankoke en Pieter van Twisk, heeft nadrukkelijk de forensische insteek gekozen. Dat was allemaal heel nieuw, en zo, dit was jaren terug dan ook groot in het nieuws.

Mijn kritiek draait om drie punten:

1. De avond voorafgaand aan de inval in het Achterhuis is niet goed onderzocht. De onderzoekers hebben de spertijd verkeerd (die was niet om acht uur maar om tien uur: er zijn diverse methoden om dit vast te stellen, waarvan intensief googelen er zelfs eentje is), speculeren in het boek maar wat over de opvallend kortdurende arrestatie van een NSB-ster met eventuele kennis van de onderduikplek, terwijl de reden daarvan glashelder, d.w.z. letterlijk, in het betreffende politierapport staat aangeduid. Een van de onderzochte, en afgewezen, scenario's in het boek wijst deze vrouw als verraadster aan.

2. In het onderzoek van de buurt zijn de directe overburen van het kantoor van Otto Frank niet meegenomen. Terwijl het zicht op het pand (met daarín de onderduikers die soms naar buiten probeerden te kijken en daarvóór de regelmatige toevoer van voedsel voor de onderduikers door leveranciers) vanaf de overkant uitstekend was. Zo goed, dat op de dag van de inval toeschouwers, waaronder Jan Gies, zich precies daar verzamelden. 

3. De politierapporten uit de buurt zijn niet structureel onderzocht. Pal aan die overkant van het pand van Otto Frank woonde een nationaalsocialist, die op de avond van drie augustus zijn zoon kwam ophalen van het politiebureau. De zoon, enkele jaren jonger dan Anne Frank, was aangehouden op verdenking van het stelen van eten. Vader en/of zoon kunnen informatie hebben losgelaten. Om de politie gunstiger te stemmen. Of om de nationaalsocialistische inborst de ruimte te geven. Uit irritatie over de arrestatie. Of, wie weet, simpelweg uit stoerdoenerij (vader was net begonnen met zijn nieuwe baan bij het NSKK, het National Sozialistische Kraft Korps). Nationaalsocialisten keerden zich niet alleen tegen Joden, maar bijvoorbeeld ook tegen zwarthandel. Als er zo weinig eten meer te vinden is in de stad en aan de overkant van de straat blijven de voedselleveranties maar komen, is dat tenminste opvallend te noemen. Feit is, dat vader noch zoon door het CCT zijn genoemd, waar er door dat team wél ruimschoots aandacht is besteed aan een NSB'ster, die een heel eind verderop woonde en van wie het aanzienlijk minder aannemelijk is dat zij weet had van de onderduikers in en de voedselleveranties aan de Prinsengracht 263. Haar aanhouding op 3 augustus, de avond pal voor de inval in Achterhuis, is veel minder interessant dan de aanhouding van de zoon en het ophalen van de zoon door de vader op precies diezelfde avond.

Jarenlang had het team de tijd, de menskracht was groot. 

Het is niet gedaan: 1, 2, 3.

Onder dit onderzoek ligt geen basis. Het gaat niet alleen om Van den Bergh. Het hele onderzoek deugt voor geen meter. Dat is overigens een uitdrukking die ik niet snel gebruik. Maar soms moet het.

Naschrift: dit staat op een blog, niet omdat mijn bevindingen niet serieus te nemen zijn, maar omdat ik als brenger ervan door een aantal media (ik ben ze niet allemaal gaan proberen...) niet serieus genomen word. Waarschijnlijk zit dit in een combinatie van het onhandig presenteren en (ik denk eigenlijk: vooral) in het geen bekende naam hebben. Geen krant die zich de vingers meer wil branden aan het thema. Eens te meer onderstreept deze gang van zaken hoezeer het in deze kwestie om vorm heeft gedraaid - daar waar inhoud centraal gestaan had moeten hebben.



woensdag 15 maart 2023

Noten maken muziek

Tot mijn grote verrassing trof ik onlangs in het overzichtsboek van David Barnouw, over het verraad van Anne Frank, een voetnoot aan die naar mijn blog verwees. De verrassing was er, omdat ik een jaar geleden mijn bevindingen al met hem had gedeeld, op iemands advies. Ze werden neergemaaid.

De tekst waar de voetnoot bij hoorde was weliswaar negatief, tot op het denigrerende af, maar wat kan ik zeggen, een mens kan niet alles hebben.

Met de achtergrond van het verraad zelf heeft de negativiteit noodzakelijkerwijs weinig te maken, omdat de voor het NSKK werkzame overbuurman en zijn zoon op de avond pal voor de arrestatie op het politiebureau hadden gezeten en iets gezegd konden hebben om hun huid te redden,of om het nationaalsocialistische gedachtengoed eer aan te doen. Ook een verspreking of verontwaardigde uithaal is denkbaar. Dat Jan Gies de volgende dag direct voor de voordeur van de twee ging staan, omdat hij vanaf dat punt nu eenmaal het beste uitzicht had op de Prinsengracht 263 (zoals hij aan Van Helden en diens collega Volwerk in 1963/1964 vertelde), was dan nog een latere ontdekking die ik deed. 

Zonder het boek van het coldcase-team was ik nooit de rapporten van de politie op de avond van drie augustus 1944 uit gaan spitten en had ik de overbuurman en diens zoon waarschijnlijk wat minder verdacht gevonden (bij het idee dat mensen kunnen gaan praten om zich onder hun eigen lot uit te schoffelen had ik zelf nog niet zo stilgestaan).  Zonder mijn eigen, eerdere onderzoek in de politierapporten was ik om te beginnen al niet op het idee gekomen dat de informatie die het coldcase-team uit deze rapporten had gehaald erg beperkt zou kunnen zijn. Als diverse onderzoekers zich filosoferend buigen over de vraag waarom een bepaald persoon naar huis gestuurd werd meteen nadat ze een overtreding had begaan, denk je al snel: dan zal de info er wel niet zijn. Niet: ze zullen de aanwezige info niet hebben gevonden, terwijl deze voor het oprapen ligt. Toch was dat laatste het geval. Bovenop al het andere dat je over de bevindingen van het coldcase-team kunt zeggen, komt dit er nog wel bij.

Het is mijn hoop dat door het in harmonie bijeen leggen van alle inzichten op een dag inderdaad wordt vastgesteld hoe het verraad van Anne Frank heeft kunnen ontstaan en heeft plaatsgevonden. Omdat hieruit hoe dan ook blijken zal hoe gemakkelijk soms, onder de druk van omstandigheden, het eigen belang van de een boven het belang van de ander geplaatst wordt. Een dergelijke les is er een waarvan het belang ver reikt. Tot over de grenzen van WO II heen.

Naschrift: voor wie denkt, waarom komt dit niet verder dan een blog en staat dit nergens anders te lezen? Dat komt voor een flink deel door mijzelf. Ik heb wel geprobeerd het onder de aandacht te brengen, maar word volstrekt niet serieus genomen. Ik breng het niet goed, het lukt me niet, en dat slaat dan weer terug op mij: ik weet veel van het onderwerp af, maar uit zeer gezonde grond is die kennis niet gegroeid. Ik laat mijn bevindingen staan, op dit blog, omdat ik er volledig zeker van ben dat ik iets belangrijks heb gevonden. Niet alleen als het gaat om het verraad van Anne Frank, maar zeer zeker ook daar waar het onbekende Joodse slachtoffers betreft. Een aantal toevoegingen op het digitale Joodse Monument (personen, sterfdata, doodsoorzaken, familierelaties, gebeurtenissen) heb ik om die reden inmiddels dan ook gedaan. 

dinsdag 17 januari 2023

Inhoud

Voor zover ik mij onderzoekingen tegenwoordig nog uitzet, probeer te verspreiden, tref ik drie vormen van beleefdheden aan. Men leest het en zegt: wat goed en is dat Engels echt van jou? Men leest het niet en zegt dat men het wel gelezen heeft, of men leest het wel, of niet, maar meldt dat niet (in de volksmond ook wel negeren genoemd).

Op deze dag precies een jaar geleden begon de hele heisa rondom het coldcase-onderzoek. Mijn conclusie toen en nu was en is, zij het met een iets andere input omdat nu mijn eigen werk, inclusief reacties, erbij in zit: het zou toch de inhoud moeten zijn die bepaalt hoe serieus een boodschap wordt genomen. 

Maar het is de vorm.

En dát heeft het coldcase-team werkelijk uitstekend begrepen.


maandag 26 december 2022

Het belang van titels

Er staat een nieuwe tekst op de site van het coldcase-team. Ik kwam erachter doordat een Vlaams blad er aandacht aan had besteed.

Door de uitermate verongelijkte en gedetailleerde tekst heen komen was een opgave.

Kort. 

Er is een anonieme brief geschreven. Deze brief is in 1963/1964 onderzocht door politieman Van Helden. Hij heeft bij Lages én Aus der Fünten navraag gedaan: kenden ze de naam van Van den Bergh? Nee. Wisten ze van het bestaan van lijsten met ondergedoken Joden? Nee. 

Maakt het CCT hier melding van? Nee.

Het onderzoek van het CCT beperkt zich tot het blok waarin het Achterhuis zich bevond. Pal tegen over het kantoor van Otto Frank woonde een zeer actieve, overtuigde nationaalsocialist, die op de directe vooravond zijn zoon van het politiebureau kwam ophalen. Deze zoon had voedsel gestolen. 

Maakt het CCT hier melding van? Nee. 

Misschien niet noemenswaardig? Noemenswaardig was alleen de aanhouding van een heel eind verderop wonende vrouw (weliswaar met connecties met een van de panden in het door het CCT onderzochte blok) op diezelfde avond? De avond van drie augustus, direct voorafgaand aan de inval. De onderzoekers hebben de spertijd van die avond verkeerd, weten bij Joost de reden niet waarom de vrouw kort na de aanhouding werd heengezonden, doen er maar wat oppervlakkige gissingen naar. 

De reden van heenzending staat echter glashelder in het politierapport beschreven. Niet gezien? Dit is basismateriaal. Vergelijkbaar met een wiskundige die de stelling van Pythagoras niet kent.

Het scenario rondom deze overbuurman, ook een huisvader, oftewel iemand die Otto Frank na de oorlog om die reden vast had willen beschermen, is indrukwekkend. Het CCT had er geweldige sier mee kunnen maken. Het feit alleen al dat de man na zijn gevangenschap heel kort in zijn oude buurt, opnieuw dus vlakbij het Achterhuis, kwam wonen. Om daarna heel snel naar een ander deel van de stad te verhuizen! Zo'n beetje in de tijd dat Anne Frank beroemd werd. Ik zie de filmbeelden al voor me, hoor de roffelende muziek.

Pieter van Twisk stelt in zijn laatste weerwoord dat je geen historicus hoeft te zijn om goed onderzoek te kunnen doen naar het verraad. Dit ben ik hartgrondig met hem eens. Ik moet wel, ik ben zelf geen historicus. Maar verstand hebben van, en veel gevoel voor, de oorlog is wel voorwaarde. Van en voor de oorlog in Nederland en Amsterdam in het bijzonder. 

Daarnaast moet je je er voortdurend van bewust blijven dat je geen historicus bent. Je eigen kennis blijven toetsen. Reflecteren op je eigen achtergrond.

Vince Pankoke heeft veel ervaring met onderzoek naar drugskartels in Zuid-Amerika. Dat is een wereld waarin tips vaak anoniem worden gegeven. Mensen vrezen anders voor hun leven. Was de situatie in het naoorlogse Nederland vergelijkbaar hiermee?

Wie de anonieme brief geschreven zou kunnen hebben is ook hierom een belangrijke vraag. Natasha Gerson, ook al geen historicus, gaat daar in haar in augustus verschenen onderzoek dan ook diep op in.

Je kunt zonder steekhoudende argumenten geen man, Joods of niet-Joods, aan de schandpaal timmeren. Dat is wel wat hier gebeurd is. Met antisemitisme heeft dat inderdaad niets te maken. Maar niet begrijpen dat juist het Joods zijn van de man heftige emoties kan oproepen gaat niet samen met de oorlog begrijpen.

En waarom ik dit alles op een blog plaats? Wel, ik heb niet genoeg titels (ben geen dr.) om op mijn woord geloofd te worden, en ik heb niet zo'n grote mond, ik vind dat heel lastig. Ik heb het wel geprobeerd te vertellen, zo heb ik een paar kranten uitgelegd waar ze het door mij gevondene zelf ook konden vinden, allemaal in inmiddels openbare (!) bronnen, en met wie ze de relevantie van de vondsten konden checken. Want ik ben hierover natuurlijk met enkele van de bekende deskundigen in contact geweest.

"Je moet dit echt publiceren," zeiden ze. 

Dit is niet echt publiceren, wat ik hier doe (dat lukt me niet, zie boven, ik heb het inmiddels geaccepteerd). Wat ik hier doe is: documenteren. Ik documenteer hier op dit blog een reeks gebeurtenissen die simpelweg te bizar voor woorden is.


dinsdag 20 september 2022

Frank en onvrij

Vandaag schrijf ik eens een stukje over een andere Frank. Een Frank die ook in de dagrapporten van de Amsterdamse politie voorkomt.

Nu komt de achternaam ‘Frank’ vrij veel voor: wie de achternaam op het Joods Monument zoekt, een database zonder welke, ik benadruk dit maar weer eens, ik een aantal van mijn stukjes op dit blog simpelweg niet had kunnen schrijven, krijgt over de duizend hits. Maar de meeste mensen kennen natuurlijk vooral Anne Frank. Otto. Edith, Margot.

De naam van de mevrouw Frank waar dit stukje over gaat, Paula Johanna Frank, staat op 9 juli 1943 in de politierapporten genoteerd. Net als Anne Frank was Paula Johanna Frank afkomstig uit Duitsland. Een paar maanden voordat Anne Frank in Nederland arriveerde, vestigde Paula Johanna Frank zich in Hilversum, op een adres waar zij de tien volgende jaar zou blijven wonen. Ze was flink ouder dan Anne Frank, of ook Otto Frank: ze stamde uit 1867.

Ik kwam de naam van Paula Johanna Frank tegen op één van mijn speurtochten door het politiearchief. Vervolgens ging ik haar zoeken op het Joods Monument. En ik vond haar, tot mijn verbazing, niet.

Nu is de naam Paula Johanna Frank, in de combinatie van voor- en achternaam, niet zó specifiek Joods, dat ik haar, onder andere omstandigheden, op het Joods Monument eindeloos zou zijn blijven proberen te vinden. Dan kun je namelijk wel bezig blijven: er zijn zoveel namen die Joods kúnnen, maar niet helemaal hoeven zijn (‘De Vries’, om een indruk te geven, is daar een voorbeeld van).

Maar Paula Johanna Frank moest echt Joods zijn. Dat kon niet anders: ze was door zelfdoding om het leven gekomen, “in de Joodsche Schouwburg, Plantage Middenlaan 24, alhier,” zoals de politie had genoteerd.

Ik besloot de naam door te geven aan onderzoekster José Martin van het Namenproject te Westerbork. Zij kon verder speurwerk verrichten, had toegang tot andere archieven. Daarop bleek dat Paula Johanna Frank nog niet als slachtoffer in die archieven voorkwam. Zij is vervolgens aan het Joods Monument toegevoegd.

Wetende dat ik vandaag een stukje over deze onbekende mevrouw Frank zou schrijven, zocht ik haar naam nog eens op het Joods Monument. Er waren door een bezoeker inmiddels foto’s aan haar pagina toegevoegd, zag ik. Ook bleek ze bij leven pianodocent te zijn geweest.

Mensen vragen weleens naar het nut van een blog, en onderliggend speurwerk, als dit. Jaren geleden zou ik hebben gezegd: het brengt de oorlog dichterbij, het wordt duidelijker wat daarin van dag tot dag allemaal is gebeurd. En dat is ook nu nog wel een deel van mijn antwoord. Maar er is een ander deel bij gekomen: het brengt het Joods leven van toen naderbij.  

donderdag 8 september 2022

AI avant la lettre

 “Koop toch een Zwarte Soldaat! Of anders een Nationaal Dagblad! Alsjeblieft, doe het!” Dat zou ik verzetswerkers uit 1940 en 1941 wel toe willen schreeuwen. Als dat tot de mogelijkheden zou behoren (en ik, mét die mogelijkheden, geen andere, zeg grotere dingen zou willen doen). Verzetswerkers in spe of in actie overigens, want zoveel verzet was er aan het begin van de oorlog nog niet.

De Zwarte Soldaat was het blad van de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB. Het Nationaal Dagblad was de krant van de NSB, die tijdens het eerste deel van haar bestaan door Rost van Tonningen werd geleid. Dus of mijn advies serieus genomen zou worden of als op enige wijze aantrekkelijk zou worden beschouwd is nog maar zeer de vraag.  

Het zou me niet om de artikelen te doen geweest zijn. Nee. In deze bladen, die allebei door een ‘hoofdopsteller’ werden geleid, stonden, zoals natuurlijk in elk tijdschrift, advertenties. En bij die advertenties stonden – niét zoals in elk blad, Volk en Vaderland was er bijvoorbeeld veel minder scheutig mee – adressen. Dikwijls volledige namen en adressen van mensen die de nationaalsocialistische zaak zeer waren toegenegen.

Eén van die adressen bevond zich aan de Bloemgracht. Niet aan het begin ervan, het deel waarop het bedrijf van Otto Frank uitkeek, maar aan het einde. Op een minuutje lopen vanaf het NSB-Kringhuis, dat ook al aan de Bloemgracht lag. In de ‘Zomermaand’ van 1941, op een dag waarop volgens de voorpagina van het Nationaal Dagblad “de stormklok dreun[de]”, zocht de bewoner van dit adres een pension in een bosrijke omgeving. Bij NSB-ers.

Begin 1945 werd er in diverse verzetsbladen indringend voor hem gewaarschuwd: zijn naam was genoemd in een uitzending van Radio Oranje, in een programma dat gewijd was aan de Gestapo.

Anne Frank was tegen die tijd nog maar nauwelijks in leven en een link met haar lot is niet te leggen. Maar dat het een roerige boel was aan de Bloemgracht is voor lezers van de Zwarte Soldaat en het Nationaal Dagblad, uit welk tijdperk dan ook afkomstig, helder.

Ik weet dit allemaal, of althans, kan deze informatie uit een eerder door mij aangelegde Excel-file opvissen, omdat ik een paar jaar terug hoopte meer te ontdekken over het lot van mijn naamgenoot en mede-Zeeuw Ko Stevense: een verzetswerker die aan het einde van de oorlog bij zijn woning aan de Bloemgracht werd doodgeschoten. In mijn achterhoofd had ik ondertussen Anne Frank. En ik vond de Bloemgracht, met al haar welig tierende nationaalsocialisme, zo opvallend dat ik ook ben gaan uitzoeken wie er allemaal aan de Leliegracht, ook al zo dichtbij het Achterhuis gelegen, woonde. (Ook daar zat een, op zijn minst, nogal interessant adres. Daarnaar heb ik nog geen nader onderzoek verricht.)

Over Ko Stevense heb ik niks nieuws ontdekt.

zondag 4 september 2022

De notities van de politie

De Amsterdamse politie maakte tijdens de oorlog (en ervoor, erna) uitgebreide notities van wat zich allemaal in de stad voordeed. Vaak ging het om heel alledaagse dingen. Een gestolen fiets die teruggevonden was en waarvan de twee buitenbanden, binnenbanden, wielen en het zadel ontbraken. Een man die bij het wegrijden zijn bruin lederen portefeuille met daarin die en die hoeveelheid geld op het dak van zijn auto had laten liggen. 

Je ziet het zo voor je. Ook hoe blij de eigenaar moet zijn geweest met de melding van de vondst van de portefeuille, mét inhoud. 

Ongelukken staan ook uitgebreid in de dagrapporten beschreven. Bijvoorbeeld het auto-ongeluk van een van de nationaalsocialistische kopstukken die de stad tijdens de oorlog telde. Hij kwam van rechts, echt waar! Twee getuigen konden het bevestigen. Joodse getuigen, waren dat. Die waren toen nog net in de stad, heel handig. 

Hoe Joden van huis gehaald werden, iets dat op gegeven moment systematisch gebeurde, staat niet direct in de rapporten beschreven. Maar als Joden, tijdens die acties, zelfmoord pleegden, ja, dan weer wel. 

Of als een agent een blauwe plek op zijn scheenbeen opliep tijdens het arresteren van een paar onderduikers, dan ook. 

De politie noteerde alles. Zelfs, op sommige bureaus, de eigen toilettijden. Tijdstip en tijdsduur. Een schaafwond, opgelopen tijdens het bestijgen van de dienstfiets.

De politie wist dingen die mensen zelf niet eens wisten. Zo had een buurvrouw van Anne Frank, ditmaal uit de tijd dat ze nog aan het Merwedeplein woonde, tijdens de oorlog zelfmoord gepleegd. Pillen, had ze genomen. 

De politie had dit in een dagrapport genoteerd. De moeder van de dochter, die na de oorlog huiswaarts keerde, wist niet wat haar dochter was overkomen. Jarenlang zocht ze de lijsten van de diverse kampen af, plaatste oproepen. Ze stierf uiteindelijk zonder te weten wat er met haar dochter was gebeurd.

De politie wist ook dat Otto Frank niet naar het oosten was gedeporteerd. Zij kwam in 1943 en 1944 nog in allerlei door Joden verlaten panden (er werd veel ingebroken) en noteerde dan dat de bewoner in Duitsland was. Of, een enkele keer: in Polen. Dat was allemaal goed geadministreerd.

De woonplaats van Otto Frank, daarentegen, was onbekend  (hij moest dus zijn gevlucht of ondergedoken). De politie had het in april 1944, toen er in het bedrijf van Otto Frank was ingebroken, in het betreffende dagrapport gezet. En een 'gelukkig voor hem' zal niet door elke politieagent zijn gedacht. 

Het bedrijfspand van Otto Frank begon in 1944 op te vallen. Er werd ingebroken, medewerkers hadden met distributiebonnen gerommeld (weten we dankzij recent speurwerk van Gertjan Broek). En misschien is Otto Frank inderdaad direct verraden, een veronderstelling die al heel lang de heersende is. Maar misschien zit het anders en werd in augustus 1944 het laatste stukje van een puzzel gelegd waardoor de Duitse autoriteiten besloten: dit pand gaan we nú inspecteren.








dinsdag 30 augustus 2022

Beter een goede buur

In de Volkskrant van afgelopen zaterdag stond een artikel over de totstandkoming van het boek over het verraad van Anne Frank, geschreven door Gijs Beukers.

Hierin stond onder andere dat Thijs Bayens, één van de initiatiefnemers van het project, het idee had geopperd om vijf scenario's te presenteren. Dit idee sneuvelde. Men wilde er niet aan. 

Zonde. 

Met vijf mogelijke scenario's was ten eerste de notaris niet zo aan de schandpaal genageld geweest. Ten tweede hadden vijf scenario's een breder en diepgaander verhaal over de oorlog verteld. Of in ieder geval over de zomer van 1944. 

Het scenario van de overbuurjongen heb ik gedurende mijn eigen blogproces gecheckt bij drie van de bekende experts. Ik kreeg deze reacties. Ik vertaal vrij en houd anoniem:

1. Interessant, maar ik denk niet dat hij het is.

2. Gaat nergens over (op de reactie van deze expert had ik zo'n zes weken gewacht).

3. Heel interessant. Het valt nooit meer te bewijzen dat hij er wat mee te maken heeft, en ook niet dat hij er niks mee te maken heeft (dit was een spontane reactie van een expert wiens mening ik wel gevraagd had, want dat doe ik als niet-historicus regelmatig, maar eigenlijk niet direct hierover).

Zelf was ik lange tijd vooral gefocust op het gegeven dat het CCT hem niet uit de archieven had gevist. Ondanks de zo forensische insteek van het onderzoek.

Inmiddels vraag ik mij daarnaast af, waarom de jongen er sowieso niet eerder uit gehaald is. Zoveel werk was het niet om hem te vinden. Het was een geduldwerkje, oké. Maar dat is archiefonderzoek nu eenmaal altijd.

Ik heb er geen antwoord op. Ik weet wel dat hij nog steeds in de archieven zou zijn blijven steken, als het onvolledige onderzoek van het CCT mij niet had geprikkeld om met een stofkam door de archieven te gaan.

Hierop voortbordurend: misschien, misschien, wordt het tijd om minder aandacht aan het CCT te besteden en meer te kijken naar wat er in het afgelopen half jaar allemaal aan informatie boven water is gehaald, aan de hand daarvan scenario's op te stellen en het idee van Thijs Bayens alsnog uit te voeren. 

Bijvoorbeeld:

Scenario 1: direct verraad, gepleegd door Ans van Dijk.

Scenario 2: direct verraad door een onbekend persoon. Diverse mogelijkheden. Notaris Van den Bergh is geen optie: hij zat ondergedoken.

Scenario 3: 'hoort, zegt het (niet) voort'. Een roddel die, uiteindelijk, de verkeerde persoon bereikte. Diverse mogelijkheden.

Scenario 4: deelverraad. Iets verdachts betreffende het pand van Otto Frank werd gemeld aan een van de autoriteiten. Bijvoorbeeld via de overbuurjongen of diens vader. Deze kunnen ook onder scenario 3.

Scenario 5. Geen verraad. De theorie van Gertjan Broek.

In scenario 4 en 5 ligt de nadruk op 'er is iets aan de hand in het pand' dat het daglicht niet verdragen kan. Scenario 1, 2 en 3 betreffen het verraad van Joden. Deze zijn ouder. Bestaan al heel lang.

Vijf verschillende scenario's, die zich afspelen op een en hetzelfde toneel: dat van een bezetter die dit land regeerde en ingreep op alles wat in ging tegen het eigen belang. 

vrijdag 19 augustus 2022

A forensic investigation, missing basic police information

Yesterday, Natasha Gerson published a critical analysis of the coldcase-research. On page 47 of this report, she refers to me and my blog. Her text is in English. My blog isn't. This is why I decided to add a summary of it (the Anne Frank part of it, that is) in English. Dutch readers are invited to read my blogs of 2022 below and almost smell my astonishment.

My background: I am a sociologist, who has studied WWII in Amsterdam in detail. 

Last January, the 'Betrayal of Anne Frank', written by Rosemary Sullivan, was being published. Listening to this news, I could not believe my ears: the researchers suspected notary Arnold van den Bergh. But the man was in hiding, as Petra Van den Boomgaard had mentioned in her dissertation.

I ordered the book and could not believe my eyes: I simply saw so many mistakes in it.

Having studied tens of thousands of entries (the endless lists of stolen bikes included) in the course of my own research concerning 'daily life in Amsterdam during the war, 1940-1943', for which I (among other sources) had studied the daily reports of the Amsterdam police, I decided to focus on them. 

I started my research with the woman, who on the eve of the raid in the secret annex, had been taken in by the police: she had violated the curfew. Could she have betrayed Anne Frank, and the seven other people in the secret annex, the rearchers wondered? A good question.

The woman had been arrested on the third of August 1944, literally on the eve of the raid in the secret annex. And the researchers could not understand why she was sent home that exact same evening. Wasn't she supposed to stay in for the night? She was, indeed. So, had she been talking to the police? Trying to give them information concerning the secret annex (she might have known something about it). To bribe them?

The researchers considered that unlikely. Maybe, they philosophized, the police just did not think she was dangerous. After all, in early August, the days were so long (? It is hard to find logic in this line of reasoning). And, you know what, the war would soon be over anyway: the Allied Forces had landed on the coast of Normandy. Who would want to be associated with a woman of national socialist preferences?

Having read so many reports myself, I knew the police would not let her go without a good reason: they were strict, there was a war going on. Exceptions were not being made. There had to be a solid reason. And, also, I knew the curfew started at ten in the evening. Not at eight, as the CCT supposed. They could have known this themselves, if they had studied the police reports: nobody was arrested before ten. As soon as the clock made that turn, though, arrests started happening. This is how things went during the war. Curfew at ten? Arrests shortly after ten. Curfew at midnight? Arrests shortly after midnight. Etc.

I decided to have a go at trying to find the woman in the reports myself. A job I was not especially looking forward to, because I did not know the name of the woman. She was being kept anonymous in the book. And I knew how many reports I would need to look through. There were a lot of police stations in Amsterdam. Also, 1944 was a bit of a papermess. Lots of papers to go through, that would certainly not be well ordered.

In hindsight, I discovered the woman within ten minutes of research. Researcher Gertjan Broek of the Anne Frank Stichting was, weeks after the start of my research, so kind as to spontaneously send me her name. The CCT could have found her within three minutes time: she had a very original name. One that occurred only once in the huge databank of the City Archives.

The woman was sent home because, without her, her children were left to their own devices. Young children, or elderly, ill family members home all alone: in these cases, the police sent people off. It wasn't very common, but it happened. As in this case. The information was clear as a whistle. No need to philosophize about it.

So, very early in in my own research, I had stumbled upon her. But, not being acquainted with her name, I had not been aware of it. So I ate my way through a stack of other reports. And it's in this quest, that I found the name of the neighbour living straight across Prinsengracht 263. He was also being arrested on the third of August. He was taken in by an officer from the police headquarters. He, a boy a few years younger than Anne Frank, had been stealing food at a market.

There were two ways in which the boy could have been found by the CCT-researchers: directly in the headquarters' archive or in the reports of the district where Anne Frank was hiding (this is where I found him: the report should, strictly spoken, not have been accessible through that portal, and because of this flaw in the archive's system, he could have been found through two portals).

He was the son of a national socialist. A really inspired, enthusiastic and active national socialist, that is. For example, he worked for the NSKK, at the time. The NationalSozialistisches KraftKorps. A few hours after the arrest of the son, he picked him up at the police station. 

Early August, I checked the father's files in the National Archive. 

And, yes, I would have loved to read about this nationalsocialist neighbor in Sullivan's book. 

But the researchers had decided to just check the buildings around the secret Annex. The front of the building, Frank's office, in which the hiders 'freely' walked around on the weekends, was not taken into consideration.

The Hunger Winter had not yet begun. But it's fair to say that Amsterdam in 1944 lived in a 'Hunger Summer'. And while people, including the inhabitants of the secret annex, had less and less to eat, the food deliveries to the Prinsengracht 263 were still being made om a regular basis. People, neighbours, must have noticed this (maybe not suspected it, but noticed it all the same). Hunger gives you focus. Focus on food, to be exact. Everyone who has ever been on a diet, or very hungry for other reasons, knows this. One loose remark about that food, by the food-stealing boy or by his father, on the eve of the raid, could have been enough: in the summer of 1944, some salespeople of Franks company had been meddling with distribution coupons. Also, the police were fully aware of the fact that Frank had not been deported. Like so many others had been.

The son and his father lived straight across Otto Franks company. Anne Frank sometimes looked out of the office's window. Noted in her diary that she had been seeing children, poorly dressed, out on the street. 

The boy lived a few meters away from the exact spot where, on the sunny morning of August 4, Jan Gies, Mieps husband, would watch the arrest of the eight hiders. He mentioned this in 1963/1964 in his conversation with policeman Arend van Helden, who, at the time, was researching the betrayal of Anne Frank. Gies chose that exact spot, he explained, because this gave him the best view on the Prinsengracht 263.

Van Helden, who in 1963/1964 had also interviewed Lages and Aus der Fünten, the captive leaders of the SD, and who had observed that neither of them had recognized the name 'Van den Bergh'. Aus der Fünten had also told him that he knew nothing about adress lists. Adress lists lying around at the Jewish Council and that, supposedly, notary Van den Bergh had used to betray his Jewish fellow human beings. Among whom not just the people in the secret annex, but also dozens of others. Van Helden had written down that observation in publicly available material. Now, that is. Now it is publicly available material. The CCT had all the information but seems to have been completely focused on the famous note. The famous, anonymous note that years after the war had been delivered to Otto Frank.

In their response to the criticisms, the researchers of the CCT emphasized that they had conducted a forensic investigation, not a historic one. But what is the value of a forensic investigation that does not take basic police information into account? 

Both Natasha Gerson and I found information - and the amount of information Gerson dug up is huge - that the coldcase-researchers should have found. It's information that they, working with such a big team and so many resources, probably would have found. If they had tried to look for it.








zaterdag 21 mei 2022

"It films like a warm gun"

Dit blogbericht is een verbeterde versie van mijn vorige blogbericht. Ik heb daar het chagrijn uit gehaald, waarop er weer ruimte voor andere zaken ontstond. 

Ik probeer een artikel te publiceren, maar misschien lukt dat niet (wat zegt u, altijd positief blijven? Ja, absoluut). Er zijn drie hinderende factoren in het spel: nieuwswaarde (het boek van Sullivan is al van de Nederlandse markt gehaald), auteurswaarde (wie bént u, als ik het vragen mag, nee, u begrijpt ons niet, dat was geen vraag) en wespenwaarde (het is een nogal netelige kwestie). Punt 2 is overigens onlangs verbeterd: een bekende expert heeft mijn stuk op inhoud gelezen en goedgekeurd. Met de hoge factor 3 die met betrekking tot het onderwerp speelt moet dat denk ik ook wel. En misschien is het nog niet genoeg. *

Dus zet ik ook het een en ander op mijn, spaarzaam gelezen, blog. Erg nieuw is het inmiddels niet meer, het meeste heb ik al zo ongeveer beschreven in eerdere berichten.

"It films like a warm gun". Vince Pankoke zegt het echt. In 60 Minutes van CBS. "It": het door hem gevonden anonieme briefje. Hij bedoelt te zeggen: "it feels," maar dat komt er niet uit.

Er zijn twee dingen in het coldcase-onderzoek die ik in de loop van de afgelopen maanden ontdekt heb: er is nauwelijks materiaal uit de dagrapporten van de Amsterdamse politie gebruikt én relevante delen van het onderzoek van Van Helden zijn er niet in benoemd. 

Van Helden heeft bij Lages en Aus der Fünten namelijk doorgevraagd op hun bekendheid met Arnold van den Bergh. En één van hen op zijn bekendheid met de in het anonieme briefje aangehaalde lijsten. Van bekendheid bleek, in alle drie gevallen, geen sprake. 

Dit staat niet in het boek van Sullivan. Het staat zelfs niet in het tegenrapport van de critici, dat in maart werd uitgebracht.  

Naar mijn mening - ik heb hier lang over nagedacht en toch geen bewijs - lag de focus van Vince Pankoke zozeer op het anonieme briefje, "buried in some old files" (CBS), dan wel in een "flinke stapel paperassen" in de huiskamer van Van Helden (Sullivan), dat de papieren óm het briefje heen niet meer zijn bestudeerd. "Vince weet nog dat hij zijn opwinding probeerde te verbergen" toen hij de stapel papieren zag: "tientallen originelen en doorslagen van praktisch alle bladzijden van het onderzoek van 1963-1964 [..]. Onderop de stapel vond Vince waar hij naar op zoek was." Dat was, blijkt uit de beschrijving van het document, het befaamde briefje. (Sullivan, p. 268 - 270) 

De aandacht was zo gericht op de vis, waarop door Pankoke inmiddels de jacht was geopend, dat de krant eromheen ademloos werd weggeworpen.

De krant waarin - en dit maar ten dele bij wijze van spreken - stond: "Dit is geen vis."



* Ik heb ook nog niet zoveel kanalen geprobeerd....

Inmiddels wel wat meer en ik kom er totaal niet door. Behalve dat het natuurlijk vervelend is, zet het me ook aan het denken. Mijn bevindingen heb ik zeer goed gecheckt en afgecheckt. Daaraan ligt het niet. Wél zijn ze mosterd na de maaltijd, in de zin althans dat de kwestie eigenlijk al is afgedaan. 

Ik denk er hard over na. Wat hier precies gebeurt. 



  

 


zondag 1 mei 2022

Kijken, kijken, dan verkopen

Zoveel wegen als er naar Rome leiden, zoveel mensen leiden naar het verraad van Anne Frank.

Ik heb de mensen noch de wegen geteld. Maar het zijn er zeker wel 85 à 87.

Toch meent een team, geleid door een Amerikaan en beschreven door een Canadese, te kunnen stellen dat het de dader gevonden heeft. De enige aanwijzing hiervoor is een anonieme brief. Alle andere aanwijzingen bestaan niet of ontkrachten de aanname zelfs.

Het team, bij monde van de leiders Pancoke en Van Twisk, beroept zich op het gebruik van forensische methodes. Maar de politierapporten van de Amsterdamse politie zijn amper bekeken. Ik heb daar zelf in ieder geval alleen maar voorbeelden van gezien.

In 2021 is het archief van Van Helden, de politieman die een dikke halve eeuw geleden het verraad van Anne Frank onderzocht, aan het Amsterdams Stadsarchief geschonken. Ik stuitte erop, toen ik uit arre moede maar eens zocht op de naam van een van de bij de overval betrokken politiemensen 'Gezinus Gringhuis' (in het archief staan zoveel gegevens, dat het soms maar het beste is om lukraak wat uit te proberen - soms is het raak en meestal niet). 

Ietwat lusteloos bladerde ik erdoorheen. Ik had al zoveel documenten gezien, en er waren al zoveel nieuwe slachtoffers in Marioepol bij gekomen, ook dat.

Het was uitgebreid, zag ik. Miep Gies had de datum van de arrestatie van de onderduikers niet precies in haar hoofd en haar man Jan had vanaf de brug over de Bloemgracht naar diezelfde arrestatie staan kijken. Dat deden wel meer mensen, de plek, zo'n beetje tegen de woning van de een avond eerder gearresteerde overbuurjongen aan, bood goed zicht.

Ik haalde mijn schouders op, gooide het dossier dicht en besloot een paar dagen later voor de zekerheid nog maar een keer te kijken. Dat doe ik wel vaker en meestal leidt het tot niets.

En toch. Het was toen dat ik zag dat in een verklaring, geschreven door de politiemedewerkers Bolwerk (met een 'V', niet 'B', maar de automatische corrector meent hardnekkig beter te weten) en Van Helden in 1964 wordt gemeld dat Ans van Dijk twee dagen voor de arrestatie van de onderduikers in het Achterhuis nabij wonende Joodse onderduikers had verraden.

Twee dágen ervoor (en niet enkele weken - dat zij Joodse onderduikers in de buurt van Anne Frank had verraden was al wel bekend) . Terwijl de optie Ans van Dijk als dader in de literatuur, ook in het boek van de Canadese, meestal wordt weggeblazen onder het mom van: zij zat toen in Zeist, en dus zal ze het wel niet gedaan hebben. 

Kennelijk was dit verblijf in Zeist op twee augustus voor Ans van Dijk nog geen beletsel bij het doorgeven van wat nieuwe namen. Of was ze nog gewoon in Amsterdam? Maar, toegegeven, in Zeist lagen ook gewoon telefoonlijnen. En de treinen reden in de zomer van 1944 ook nog.

Ook heeft Van Helden twee kopstukken van de S.D. nadrukkelijk gevraagd naar A. van den Bergh. De naam werd niet herkend. De door de anonieme briefschrijver aangehaalde lijsten deden (hierop is één van de twee mannen bevraagd) evenmin een bel rinkelen. In het boek van Sullivan wordt van dit alles geen melding gemaakt.

Ik deed opnieuw het dossier dicht en vroeg mij, voor de zoveelste keer, af of de onderzoekers van het coldcase-team deze informatie wel hadden gezien. Het is een beetje: als je een nieuw huis koopt, wil je erop kunnen vertrouwen dat de vloer gefundeerd is.

Er gaat een boek de wereld-buiten- Nederland rond waarin een Joodse notaris als dader wordt aangemerkt. Er is geen bewijs voor het verraad, er is, werkelijk, alleen die anonieme brief. 

Wie kijkt, echt kijkt, ziet hoeveel mogelijke kandidaten voor het verraad zijn. Als ik mijn best doe, kan ik u er 8, of misschien zelfs 87, geven. (Ze zijn natuurlijk niet allemaal even waarschijnlijk, sommige zitten op het niveau van de notaris.)

Iedereen kan dat. Iedereen, die kijkt.







dinsdag 5 april 2022

Bewijs het maar

In mijn vorige blogberichten gaf ik aan, dat ik in de dagrapporten van de Amsterdamse politie de 'overbuurjongen' van Anne Frank was tegengekomen. Hij was gearresteerd op 3 augustus 1944: op de avond direct voorafgaand aan de ochtend van de arrestatie van de onderduikers in het Achterhuis. 

Het verwonderde mij zeer dat deze jongen in het onderzoek van het coldcase-team, dat prat gaat op de forensische insteek, in het geheel niet voorkomt. Het coldcase-team lijkt de rapporten niet diepgaand te hebben bestudeerd: zo is in het boek sprake van een anoniem gehouden NSB-lid, dat eveneens op de vooravond van de arrestatie door de politie werd aangehouden maar heel snel weer werd heengezonden. Er wordt in het boek gegist naar de reden achter de snelle heenzending, maar deze blijkt glashelder in het betreffende dagrapport beschreven te staan.

Inmiddels heb ik mijn bevindingen voorgelegd aan enkele deskundigen in het veld. 'Er is geen bewijs,' is de reactie en dat is natuurlijk zo. Er is geen bewijs. Nee. Maar dat het een interessant scenario is, is wel met argumenten te onderbouwen. Ik som ze hieronder op. Waarbij ik onmiddellijk meld dat ik ook andere kandidaten op het oog heb. Ans van Dijk en de zus van Bep Voskuijl (eerder langs indirecte weg) scoren in mijn ogen hoog.

1. De datum van arrestatie: 3 augustus 1944.

2. Het adres van de jongen: pal tegenover het Achterhuis. Direct aan de andere kant van het water van de Prinsengracht.

3. De nationaalsocialistische kleur van het gezin van de jongen. Zonder te willen stellen dat elke nationaalsocialist er met plezier Joden bijlapte (dat is ook niet zo, daar zijn, weliswaar niet al teveel, tegenvoorbeelden van), is de stelling dat nationaalsocialisten in het algemeen niet door Jodenliefde werden overspoeld geen al te onhoudbare. De jongen werd door zijn vader van het politiebureau opgehaald. Er waren daarmee dus twee 'praatkansen'.

4. In haar dagboek meldt Anne Frank dat zij af en toe via de voorkant van het kantoor een blik naar buiten werpt. Met haar zus Margot spreekt zij op gegeven moment over de armoedige kinderen die zij buiten ziet spelen. Het is niet uit te sluiten dat de kinderen, of andere voorbijgangers, ook een flits van haar gezien hebben. De andere bewoners van het Achterhuis hielden geen dagboek bij (Margot wel, maar dat is nooit teruggevonden). Het is mogelijk dat ook zij soms via de voorkant van het pand naar buiten keken. En dus ook zelf gezien zijn.

5. Er werd een telefoontje gepleegd naar de Sicherheitsdienst, dat meteen betrouwbaar werd geacht. Dat maakt dat Ans van Dijk bijvoorbeeld een heel reële kandidaat voor het verraad is, maar natuurlijk ook iemand uit het politieapparaat. 

6. Er heerste honger, in 1944. Ook de overbuurjongen werd gearresteerd op verdenking van het stelen van voedsel. Nu zijn er veel dagboeken uit de oorlog bekend geworden. Voedsel is daarin een enorm groot onderwerp. Sommige dagboeken gaan zelfs bijna alleen maar over eten - en natuurlijk het gebrek daaraan. Iedereen die anno nu weleens heeft rondgelopen met een te grote trek, weet dat hij of zij op dat moment alleen maar aan eten kan denken. Honger vraagt je volledige aandacht. Waar ik naartoe wil: er werden op regelmatige basis leveranties van aardappelen en dergelijke aan de voorkant van het kantoor gedaan. Dit onder het mom van 'lunch voor de medewerkers'. Maar was dat in de zomer van 1944, waarin iedereen dagelijks zijn best moest doen om een enigszins redelijk kostje bij elkaar te sprokkelen, nog geloofwaardig? Hoeveel ogen van buurtbewoners zijn naar deze leveranties toe getrokken? 

7. Onderzoek van de Anne Frank Stichting, verricht door Gertjan Broek, brengt een scenario waarin de onderduikers slechts bij toeval zijn ontdekt en waarin de politie kwam om de voorraden te inspecteren. In ieder geval besteedde de politie hier veel aandacht aan. Dat is opmerkelijk. Het is, vanuit deze observatie geredeneerd, denkbaar dat de politie via de voedselleveranties op het spoor van de onderduikers zijn gezet.

8. De notitie die de politie maakt na de inbraak in het pand, in april 1944, is eveneens opmerkelijk. Hierin staat dat 'de woonplaats van de eigenaar' niet kon worden vastgesteld. Wie werd daarmee bedoeld? De nieuwe eigenaar, of misschien de oude? Maar waarom zou de woonplaats van de nieuwe eigenaar niet kunnen worden vastgesteld? Normaalgesproken noteerde de politie in de dagrapporten, indien van toepassing, dat Joden naar Duitsland waren getransporteerd. Of in een enkel geval: naar Polen. Maar Otto Frank had niet op de transportlijsten gestaan, om de eenvoudige reden dat hij niet op transport was gesteld. Dat hij 'ergens anders' was, was daarmee bekend. 

Al met al. Je hebt verraad en verraad. Verraad met voorbedachte rade ("ik weet waar er Joden zitten, hoeveel en op welke beloning ik nu recht heb") en spontaan verraad, dat meer neigt naar een verspreking of een halve onthulling. Een halve onthulling, zoals deze door de overbuurjongen of diens vader gedaan zou kunnen zijn op de vooravond van de arrestatie van de onderduikers - waarbij de eigen poging om via diefstal aan voedsel te komen misschien het opzetje vormde - was al genoeg geweest om de geoliede verraadmachine op gang te brengen.


  

 

  

   


 

maandag 21 februari 2022

Nieuw, mogelijk scenario: de overbuurjongen van Anne Frank (vervolg)

In de vorige blogberichten komt het woord ‘verbijstering’ nogal eens voor. Deze ben ik inmiddels te boven. Aan mijn, aanvankelijk ietwat gekscherende, notitie over de overbuurjongen van Anne Frank valt nog het een en ander toe te voegen. Vandaar deze follow-up. Mocht een lezer zich afvragen: waarom zet ze deze zaken op een blog? Kan het niet naar een krant of tijdschrift, of zo? Ja, dat kan, maar tot nu toe kom ik er niet erg door. Ik heb geen naam. Ben socioloog. Geen historicus. Heb de 's' nooit van mijn titel laten schieten en heb de 'p' en de 'r' nooit tot één woord samen gepakt. Ik zet mijn bevindingen dus maar op mijn blog. Ben ik mijn 'e' plus 'i' kwijt, heb ik toch de 'c' van mijn rechten, ja en verder, tja, wat kan ik nog zeggen, je leeft maar één keer. Dat zeg ik dan om deze uitweiding af te ronden. Ik kan mezelf kortom niet verkopen, wel gratis weggeven. En ook dat, beste lezer/es/X/*, is een talent. Bereikbaar ben ik via de '@' op mijn profiel en verder laat ik mijn idealen maar varen.

“Ik heb geen naam,” schrijf ik, maar die heb ik natuurlijk wel. Ik deel mijn naam (en Zeeuwse afkomst) met die van verzetsstrijder Ko Stevense. Hij werd een paar dagen voordat de oorlog afliep voor zijn woning doodgeschoten. Die woning lag aan de Bloemgracht. Reden waarom ik deze jaren terug al eens aan een nadere inspectie had onderworpen. Anne Frank had ik daarbij ook wel in het achterhoofd, maar het zoeken naar de verrader had ik tegen die tijd eigenlijk opgegeven. 

De Bloemgracht was in de oorlog een woelige boel. Er woonden nogal wat mensen met nationaalsocialistische voorkeuren. Er bevond zich ook een NSB-Kringhuis aan de gracht. Dat gebouw lag niet heel dichtbij het Achterhuis, maar de aanwezigheid van het pand maakte wel dat te er flink wat nationaalsocialistisch verkeer met regelmaat door de buurt trok.

Nu wil het geval, deze informatie stond nog niet in het eerdere blogbericht, dat ook de overbuurjongen van Anne Frank uit een nationaalsocialistisch nest kwam. Zo verloofde zijn zus, staat in een advertentie in het Nationaal Dagblad uit 1943 te lezen, zich met een Sturmmann van de NSKK (NationalSozialistisches KraftfahrKorps). Dat is informatie die via Delpher te vinden is. Uit de kaart van de vader, in het Stadsarchief van Amsterdam, wordt duidelijk dat hij en zijn aanstaande schoonzoon op dezelfde politieke lijn zaten. Dit alles maakt dat de onthulling van de informatie door de vader en/of de zoon op – letterlijk - de vooravond van de ontmaskering van de onderduikers in het Achterhuis simpelweg niet ondenkbaar is.

Het coldcase-team heeft, zo staat in het boek beschreven (p. 156) de Bloemgracht niet meegenomen in het buurtonderzoek. Wel de Leliegracht en het vlakbij het Achterhuis in de buurt liggende deel van de Prinsengracht en de Keizersgracht. Het heeft, samengevat, de panden bestudeerd van waaruit (mogelijk) sprake was van zicht op het Achterhuis.

Maar Anne Frank beschrijft in haar dagboek hoe zij soms via de ramen van het kantoor een blik op straat, met de daar lopende mensen, wierp. Zijzelf kan gezien zijn, of een andere onderduiker, die er geen dagboek op nahield. Het kan opgevallen zijn dat er toch wel erg veel boodschappen bij het bedrijf werden afgeleverd. Enzovoort, enzovoort, enzovoort: in 1944 waren veel mensen op de hoogte van het bestaan van de onderduikers, of hadden daar toch tenminste een sterk vermoeden van. Daar vertel ik helemaal niks nieuws mee.

En stel. De jongen of de vader hebben zich op het politiebureau inderdaad iets laten ontvallen in de trant van: "Pak eerst die Joden van de overkant maar eens aan." Of; "Hoezo is het nou zo'n ramp dat ik een paar wortels wilde stelen, terwijl aan de overkant van de gracht een stel Joden ons eten loopt op te souperen!" Zelfs is het, gezien de kringen waarin de vader bivakkeerde, mogelijk dat hij ervoor voelde een vergoeding te incasseren. Joden verraden, dat leverde geld op. Geld om wortels mee te kopen, bijvoorbeeld.

Ik noem maar wat mogelijkheden. Mogelijkheden die niet uit te sluiten zijn.

En, ja. Misschien reageerden de agenten aanvankelijk niet eens heel geïnteresseerd (of wel, natuurlijk). Maar ging er wellicht eentje toch nog eens in de boeken kijken. Was er niet wat aan de hand met dat pand?

Inderdaad. Er was wat aan de hand met het pand. Er was geknoei geweest met distributiebonnen, door enige vertegenwoordigers van het bedrijf. En er was de inbraak geweest. “De woonplaats van de eigenaar kon niet vastgesteld worden,” noteerde de politie op de desbetreffende avond van 9 april 1944. Tijdens de oorlog had Otto Frank het bedrijf uit handen moeten geven. De zin zet een mens wel aan het denken.  

Het is één van de mogelijke scenario’s. Eén van de vele, mogelijke scenario’s, die eigenlijk onder het kopje ‘onbekende omstander’ vallen. 

Al met al. Toen ik jaren geleden hoorde van de poging van het coldcase-team om de verrader van Anne Frank op te sporen, was ik redelijk enthousiast. Enthousiaster zelfs dan menigeen. Er zijn zo ontzettend veel gegevens te vinden, in kranten, in de politiearchieven. Wie die aan elkaar koppelt, kan een heel nauwgezet beeld van de stad ontwikkelen en daar menige geschiedenis (zeker niet alleen die van Anne Frank) mee verhelderen.

Maar mijn conclusie over het onderzoek luidt inmiddels: AI zonder tussenkomst van HI is niets.

Ik moet, ga, het hierbij laten. Ik zal me moeten beheersen, want terwijl ik het boek, met het oog op dit blog, nog eens doornam, werd ik voortdurend door twijfel overvallen. En soms ook door een heel zeker weten: dit klopt in ieder geval niét. Maar ik kan, zal, niet bezig blijven - en dat is in opdracht van mijn eigen HI.

vrijdag 18 februari 2022

Dat kan toch niet waar zijn?

De blogberichten volgen elkaar op, aanvulling volgt op aanvulling. En onder mijn berichten ligt nog steeds verbijstering. Verbijstering die steeds opnieuw gevoed wordt. Verbijstering, omdat het hier gaat om een bepaald soort vertrouwen dat je wilt hebben. Als burger. In mensen die zichzelf als experts aanduiden. In een uitgeverij die een boek zo groots uitrolt. Media, die het boek van tevoren, weliswaar niet lang van tevoren en zonder raadpleging van derden, mogen lezen.

Ik plaats deze aanvulling, omdat de mutatie omtrent de NSB-vrouw, waar ik eerder zo naarstig naar had gezocht maar die ik niet had gevonden, mij door onderzoeker Gertjan Broek van de Anne Frank Stichting, naar wie ik enkele vragen en ideeën had gestuurd, inmiddels is toegezonden. Ik doel hier op de NSB-vrouw die naar huis gestuurd werd om redenen waarnaar de coldcase-onderzoekers hadden zitten gissen. Ze had waarschijnlijk geen kwaad in de zin gehad, was de redenatie geweest. Of anders, ja, de oorlog was al bijna klaar, dus wie had er in de zomer van 1944 nog zin om zich met de kant van de bezetter te verbinden?

Ik zag de mutatie en wist: deze heb ik al gezien. Vrouw, aangehouden op 3 augustus, om 22.10 uur. Maar .... ik had bedacht dat deze vrouw niet bedoeld kon zijn. Want: de reden waarom de vrouw werd heengezonden staat gewoon in de mutatie vermeld. "Daar zij kleine kinderen thuis heeft wordt zij na betaling van de boete heengezonden." In dat geval maakte de politie inderdaad een uitzondering op de regel. 

De reden van heenzending stond dus gewoon beschreven. Daar hoefden de onderzoekers helemaal niet naar te gissen. 

Het roept, opnieuw, de vraag op, als het al niet een antwoord op die vraag is, of de onderzoekers de dagrapporten van de Amsterdamse politie wel structureel doorgenomen hebben. 

Dan zouden we te maken hebben met een coldcase-team, onder leiding van een voormalig FBI-man, dat "uitdrukkelijk niet voor een historisch wetenschappelijke benadering [koos], maar een opsporingsbenadering" (ik citeer hier de woorden van de leiders van het team, op hun website, geschreven op 3 februari 2022) en de dagrapporten van de politie niet structureel in het onderzoek meeneemt?

Een aantal jaar geleden had ik geen sjoege van de dagrapporten van de Amsterdamse politie. Had ik de onderzoekers spoorslags geloofd als ze gezegd hadden dat de spertijd om 20 uur begon en misschien ook wel dat de politie na overtreding van de spertijd een vrouw naar huis stuurde omdat er geen gevaar van te duchten viel (hoewel, het was oorlog, het is wel een vreemde redenering). 

Erger. Ik had meer moeite gehad met het verzet tegen de uitkomsten van het onderzoek. Waarom zo fel, had ik wellicht gedacht. Waarschijnlijk had ik het boek niet meteen gekocht, a la, kost geld, is kennelijk niet zo goed en nou ja, de onderzoekers baseren hun conclusies toch wel érgens op? Het zijn toch experts? 

Maar als je het boek goed leest, zie je dat alleen een anoniem briefje, dat al bekend was, de concrete basis vormt onder de uiteindelijke uitkomst van het onderzoek. De rest is aan elkaar gepraat. Van horen zeggen. Waarbij sommige bronnen lijken te zijn gedeleted (de belangrijkste daarvan is de bron die naar de onderduik van Van den Bergh verwijst).

Ik moet eerlijk bekennen: ik heb de uitgeverij er al een brief over gestuurd. Ik heb er nooit antwoord op gehad. Dat had ik ook niet verwacht. A la, komt er ook nog eens een socioloog aankakken met haar visie, we hebben het druk genoeg. 

Dat laatste is vast heel erg waar en het eerste: ik heb veel aan zelfstudie gedaan. De Jodenvervolging in Amsterdam gedurende met name 1940-1943 ken ik daardoor bijna uit mijn hoofd. Sociologen weten uit zichzelf niet veel (sorry, vak-/lotgenoten, maar het is waar, en zelfs dat weten we niet allemaal). 

Officieel weet ik er echter niets van en je mag er toch op vertrouwen dat mensen die voortdurend naar zichzelf verwijzen als zijnde experts en verkondigen dat zij met grootse methoden het beschikbare archiefmateriaal aanpakken dit wel doen.  

Ik denk dat het tijd wordt om de uitgeverij opnieuw aan te schrijven. Of misschien moet ik direct de onderzoekers benaderen.

Dit keer stuur ik een anonieme brief. 

Die wordt tenminste serieus genomen. 



  













donderdag 3 februari 2022

De overbuurjongen van Anne Frank

Een aanvulling op mijn vorige blogbericht. Hierin was o.a. sprake van een vrouwelijk NSB-lid, dat op de vooravond van de ontdekking van de onderduikers in het Achterhuis was opgepakt vanwege een overtreding van de spertijd.

Ik heb mij intussen wild gezocht in de verslagen van alle wijkbureaus van de politie in Amsterdam. Ik heb haar niet gevonden. Dat betekent helemaal niets: veel oorspronkelijke verslagen uit 1944 zijn teloorgegaan. De jaren ervoor zijn over het algemeen een stuk beter bewaard gebleven. Daarnaast is de orde in 1944 vaak zoek: je zoekt je een ongeluk naar bepaalde data (als ik een beetje chagrijnig overkom, dan spijt me dat: het komt door de opwindende aard van de zoekklus). En omdat de naam van de vrouw niet bekend is gemaakt, kan ik de machine van het Stadsarchief niet voor mij laten zoeken.

Op zich is dit niet zo belangrijk, ze komt immers voor op de door het onderzoeksteam aangehaalde bron (een door mij, online, overigens evenmin gevonden incidentenverslag van 8 maart 1944, een datering die ik niet geheel begrijp, maar ja, dat is dan maar zo, of zo). Ze zal hoe dan ook niet verzonnen zijn. Mijn kritiek gaat uit naar wat er met de vondst gedaan is. Dat wil zeggen: weinig en op onlogische gronden. 

Maar. Tijdens mijn speurtocht kwam ik wél de directe overbuurjongen van Anne Frank tegen. Er zit niet meer dan een gracht tussen zijn huis en het Achterhuis. De panden liggen werkelijk pal tegenover elkaar. Volgens Google Maps moet je, als je de gracht niet over wilt zwemmen, 230 meter, in de vorm van een U, fietsen om van het ene huis naar het andere te komen.

In de stapel literatuur die ik over het verraad van Anne Frank gelezen heb, komt de naam van de overbuurjongen niet voor.

De overbuurjongen werd, net als de NSB-vrouw, op de avond voor de oppakactie in het Achterhuis, dus op 3 augustus 1944, gearresteerd. Dit in verband met diefstal. Later op de avond werd hij door de H.I.R. heengezonden en door zijn vader opgehaald. 

En, wat ik maar zeggen wil. Misschien hebben de jongen of zijn vader wel iets geroepen in de trant van: "Wat nou mij/die arme jongen arresteren voor diefstal! Zorg eerst maar eens dat je je zaakjes op orde hebt en die Joden van de overkant oppakt!" 

Ik geef toe, dit scenario is simpel. Net als het in het boek van Sullivan beschreven scenario rondom het vrouwelijk NSB-lid.

Beide scenario's zijn echter niet uit te sluiten. Dat is de andere overeenkomst. Ze scoren eenvoudigweg punten op het door het coldcase-team gehanteerde schema: gelegenheid, kennis, motief (in een goed blaadje willen komen bij het gezag, in beide gevallen, dan wel een, eerder ongemotiveerd, de mond voorbijpraten). 

Aanvulling op 13 februari 2022: de vraag is of het coldcase-team de mutatie over de overbuurjongen heeft gezien. Er wordt geen enkele melding van gemaakt in het boek. Scenario 1: nee. Dat zou ronduit knullig zijn. Scenario 2: ja. In dat geval snapt het team niets van de spertijd en denkt het dat een vader om 21 uur prima zijn zoon van het politiebureau kan ophalen, terwijl de spertijd om 20 uur ingaat. Maar...: de spertijd ging op 3 augustus 1944 helemaal niet om 20 uur in, zoals het boek vermeldt. Dat zie je onmiddellijk als je de politierapporten van begin augustus bekijkt. Er wordt helemaal niemand tussen 20 en 22 uur aangehouden. Dat is erg gek, met een spertijd die start om 20 uur. En met 'erg gek' bedoel ik, voor de goede orde: bestaat niet. Ik heb er even goed naar moeten zoeken, om mijn vermoeden officieel bevestigd te zien, maar de spertijd is volgens mijn informatie, die ik uiteindelijk via Delpher, o.a. gehaald heb uit Keesings Historisch Archief, om 22 uur ingegaan, op 3 augustus 1944. Waarmee scenario 3 ontstaat: ja, wel gezien, maar verder overal blind voor geweest. Dat is vrij moeilijk voor te stellen. Waardoor scenario 1 weer in beeld komt.

Niet te (ver)filmen.


Naschrift: voor wie dit leest en de info wil checken, mail me even. Ik ben niet zo van het droppen van namen en in dit geval heeft dat bovendien weinig zin, omdat het Stadsarchief geen verwijzingen openzet naar personen die minder dan 100 jaar geleden geboren zijn en die in theorie nog in leven zouden kunnen zijn. Je kunt natuurlijk ook zelf zoeken :) 





  

zondag 23 januari 2022

"Het zijn wel experts": het nieuwe boek over het verraad van Anne Frank

Dit is een reactie op het nieuwste boek over het verraad van Anne Frank. Ik schrijf deze in verbijstering. Trigger was een opmerking op Twitter, die een criticus van de nieuwste bevindingen toevoegde dat hij zeker niet kon verduren dat hij zelf dit spoor had gemist? Het was niet de eerste opmerking van die strekking, die ik online tegenkwam.


Sterker, ik heb het boek gelezen en mijzelf ook meermalen betrapt op de gedachte "het zijn wel experts". Het is een verlammende gedachte. Een pauzerende, op zijn minst.


Maar laat ik nou zelf, zij het niet op officiële titel, jaren in allerlei primaire bronnen, waaronder de dagrapporten van de Amsterdamse politie, onderzoek hebben gedaan. En in de jaren daarvoor lang, en beetje stiekem ook (want, hoe belangrijk was het?) hebben gebroed op de vraag wie Anne Frank verraden had.


Er is na lezing van het nieuwste boek één verdachte in mijn hiërarchie gestegen. De verdachte "onbekende omstander". De auteurs noemen haar niet bij naam en dat is natuurlijk heel netjes. Op deze verdachte wil ik hier inzoomen.


Dat is de vrouw die op de avond voor de arrestatie, op 3 augustus dus, wordt opgepakt omdat zij buiten is, terwijl de spertijd begonnen is. Een vrouw van een NSB'er, zelf ook lid van de NSB, goed bekend met een NSB-pand vlakbij het Achterhuis. 


Laat het nou zo zijn, dat mensen die om die reden werden opgepakt, de nacht in het bureau moesten doorbrengen. Dat was de regel. Maar niet deze vrouw: zij mag naar huis. (Ik beroep mij hier overigens op de feiten uit het boek. Ik heb de mutatie zelf nog niet gevonden (wel gezocht, nog niet grondig genoeg), maar dat is op dit punt niet zo belangrijk. Belangrijk is de redenatie van de onderzoekers. Bovendien zal de research wel kloppen. Wat me verbijstert is nu juist wat er van de vondsten gemaakt wordt.)


Het is zeer opmerkelijk dat zij naar huis mocht, stelt het onderzoeksteam aanvankelijk. Waarom mocht ze dat? Had ze misschien informatie vrij gegeven? 


Dat denkt het team zelf in ieder geval en dat zou goed kunnen. Maar al snel volgt: "Het was een interessante hypothese, maar ze hield geen stand." 


Want. Omdat het 's avonds nog laat licht was, zo in de zomer, zal het niet "heel verdacht zijn geweest" dat ze nog buiten was. Dus daarom kwam ze er waarschijnlijk makkelijk vanaf, mocht ze alweer snel naar huis.


Nee. Het was oorlog. Regels waren regels. Er werd geen rekening gehouden met dit soort overwegingen. Overtreding van de spertijd betekende simpelweg: een nacht doorbrengen bij de politie. Je mocht immers niet over straat. (Laat ik zeggen dat ik zelf de kans dat zij zomaar weg mocht schat op dertien tot vijftien procent.)


Dan voegt het team er ook nog deze gedachte aan toe: de politie was de vrouw waarschijnlijk liever kwijt dan rijk. Had geen zin om geassocieerd te worden met mensen die aan de kant van de toekomstige verliezers van de oorlog stonden, "iedereen wist dat de Duitsers in moeilijkheden verkeerden." Los van dat een redenatie als "iedereen wist" nooit hard te maken is: Dolle Dinsdag was nog niet geweest. En hoewel je in de politierapporten af en toe wel een agent tegenkomt die zich tot het uiterste rekt om een vorm van verzet te plegen, waren de agenten over het algemeen bezig met het uitvoeren van regels. En die regels waren bepaald door de bezetter. Bovendien: je zou eerder denken dat het naar huis sturen van een lid van de NSB verdacht zou ogen, de redenatie van het onderzoeksteam volgend.


Iemand die bij de politie werkte, wist natuurlijk wel, welke hoge functionaris hij moest spreken om onderduikers aan door te geven. Dat kan geen probleem zijn geweest. Dit is een belangrijk element in de zoektocht naar de verrader: er werd op hoog niveau een telefoontje gepleegd, dat meteen geloofwaardig werd geacht.


Vandaar dat, al met al, deze verdachte hoger is gestegen in mijn hiërarchie. Ans van Dijk blijft wat mij betreft ook een goede mogelijkheid. Of nog een andere onbekende verrader. Buurtbewoner. Passant. Die de weg wist bij de S.D. Daar waren er zat van. Op een steenworp afstand van het Achterhuis woonde een fervent NSB'er die nog in geen enkel onderzoek, voor zover ik weet, naar voren is gehaald. Misschien had hij iets gezien. Een gordijn dat bewoog, een gezicht dat even een glimp van de buitenwereld wilde opvangen. De onderduikers waren immers niet altijd voorzichtig genoeg.


Dan is er ook nog de theorie van het Anne Frank Stichting zelf: er was geen verraad, er was gedoe geweest met distributiebonnen, door vertegenwoordigers van het bedrijf van Otto Frank, en dat zette de politie op het spoor. Misschien stond het gebouw onder verscherpte observatie (en werden de onderduikers, in een combinatie van verschillende hypothesen, vervolgens ontdekt en aangegeven).


Ook sluit ik me, ik moet dit bericht ergens eindigen en er zijn zoveel punten die ik zou kunnen aanstippen, maar dat gebeurt inmiddels al wel in de media, aan bij door dezelfde stichting geformuleerde vraag: áls de lijsten van onderduikadressen al bestonden, waarom zou Prinsengracht 263 daarop hebben gestaan? Wat voor connectie bestond er dan met de Joodse Raad? De Joodse Raad, die mensen op het hart drukte vooral niet onder te duiken?


We weten niet wat er gebeurd is. Er zijn teveel mogelijkheden. 


Niet weten is ook weten. Experts weten dat.


dinsdag 16 november 2021

Van oude wijn en nieuwe cola light

Ik voer dit blog. Niet al te fanatiek meer (de mogelijkheid om te reageren is daarom uitgeschakeld, reacties kunnen vanzelfsprekend wél naar het adres bij mijn profiel). Maar het gaat over de oorlog. En dan vooral over de vervolging van (Amsterdamse) Joden. Ik kom er daarom niet helemaal onderuit om een tekst te wijden aan datgene waaraan ik liever helemaal geen woorden zou willen vuilmaken.

Dit betreft de vergelijking die wordt gemaakt tussen de vervolging van Joden destijds en de maatregelen die nu tegen ongevaccineerden worden genomen.

Eerder schreef ik op dit blog een stukje over een Joodse Amsterdammer, die, recht tegen de (op dat moment nog maar pas ingevoerde) Verordening 138 in een café op het Leidseplein bezocht. Een ingekorte versie:  

Op en rond het Leidseplein wemelde het, ook in oorlogstijd, van de café´s. Tot half september 1941 kon iedereen daar terecht: Joden zowel als niet-Joden. Maar vanaf 15 september 1941 waren, na invoering van Verordening 138, Joden er niet meer welkom. Bezoek aan café’s, schouwburgen, parken, bibliotheken (o.a.): het werd voor Joden allemaal verboden.

Op 19 september 1941 bevonden zich onder de bezoekers van één van de café´s op het Leidseplein een sergeant (Feldwebel) van de Wehrmacht en een beeldhouwer. Om 20.45 uur liepen zij samen het politiebureau in. Nadat de Feldwebel daar zijn relaas gedaan had, bleef alleen de beeldhouwer achter.   

De beeldhouwer verklaarde op het bureau dat hij ´inderdaad jood´ was en de verordening niet kende. De politie leek daar niet echt een antwoord op te hebben. Om 22.35 uur werd, nadat proces-verbaal tegen hem was opgemaakt, de beeldhouwer ´niets ten zijnen laste hebbende´ heengezonden.

Ik zie vier verschillen tussen de situatie van de beeldhouwer destijds en de ongevaccineerde burger van nu.

De beeldhouwer mocht sowieso het café niet in. Ook niet als hij eerst even de, toen ook al bestaande, GG en GD bezocht. (2G is tot nog toe, in Nederland, hypothetisch.)

2) De beeldhouwer werd weggehaald uit het café omdat men vermenging met het niet-Joodse deel van de bevolking wilde voorkomen. Verordening 138 maakte deel uit van een groter plan: verwijderen van Joden uit de hele samenleving. Ongevaccineerden zijn (alvast uitgaande van een 2G) niet welkom omdat men wil voorkomen dat zij ziek worden, dan wel mensen om hen heen besmetten.

3) Op het overtreden van Verordening 138 stond een strenge straf. De beeldhouwer had nog de mazzel dat de politie zo vroeg na de invoering ervan niet goed raad met hem wist, maar iets later in de oorlog werden de zeldzame Joden (oftewel personen ‘van joodsen bloede’, dit is een citaat uit een politierapport) die betrapt werden op het vertoeven op voor hen verboden plaatsen probleemloos naar de Sicherheitsdienst doorgestuurd.

4) De Verordening was ingevoerd door de Duitse bezetter. Over de regels voor ongevaccineerden wordt op dit moment (eindeloos?) gedebatteerd door een democratische, Nederlandse regering.

De maatregelen van nu en toen kennen ook twee overeenkomsten:

1) Ze waren, en zijn, van tijdelijke aard.

2) Ze dienen, dan wel dienden, om een probleem op te lossen. In het ene geval de aanwezigheid van een door de Duitse bezetter ongewenst geachte bevolkingsgroep. In het andere geval de aanwezigheid van een virus.

woensdag 25 augustus 2021

Belangrijke informatie in de politiearchieven van Amsterdam

Er worden al vrij lang geen aanvullingen meer op dit blog geplaatst. De reden is dat ik de tijd niet meer kon vinden om met archiefonderzoek bezig te zijn. Dit hele onderzoek naar Amsterdam in WO II, en dan met name Joods Amsterdam in WO II, verricht ik op mijn eigen initiatief en in mijn eigen tijd.   

Terugblikkend. Uit de rapporten is allerlei informatie te halen over het dagelijks leven in met name de eerste drie jaren van de oorlog. Wat betreft het leven van Joodse Amsterdammers onthullen de rapporten al helemaal veel. Ze laten zien hoe Joden in de taal van de politie veranderden van 'Duitsers',  'emigranten' of 'Israëliers',  in 'Joden', 'Joodse families', 'joden' en 'jodenfamilies.' De rapportages maken duidelijk hoe de maatregelen van de bezetter de samenleving steeds verder in tweeën splitste. Hoe een groep mensen, naarmate de tijd vorderde, steeds verder buitengesloten werd. En ook hoe moeilijk sommige politieagenten het met hun nieuwe taken hadden. Want hoewel het politiekorps in zijn geheel meeboog met de nieuwe wind en een aantal agenten dit met grote gretigheid deed, waren er ook individuele medewerkers die zichtbaar worstelden met hun positie. Ook is te zien hoe burgers bij vlagen in verzet kwamen en, bijvoorbeeld, in grote getale hun persoonsbewijzen of distributiekaarten als gestolen of verloren opgaven. En vaak bij een paar specifieke agenten van dienst.

Ook over de dood van Joodse Amsterdammers is in de rapporten veel te ontdekken. Sterfdata van Joden kunnen aan de hand van de rapporten worden gepreciseerd. Doodsoorzaken kunnen worden opgehelderd. En, het allerbelangrijkste wat mij betreft: er kunnen, ruim tachtig jaar na het begin van de oorlog, nog altijd onbekende Joodse slachtoffers uit worden gehaald. Een klein aantal namen is inmiddels door mij doorgegeven aan het Namenproject in Westerbork en zij zijn, na controle, inderdaad aan de lijst toegevoegd. Op het digitale Joodse Monument is direct door mij een aantal van bovenstaande gegevens aangevuld.

Ik heb vele dingen gelezen die ik verder verzwijgen zal. Denk aan zelfmoorden, gepleegd op voor ons allen simpelweg niet te bedenken manieren. En ik heb vele dingen gelezen die niet verzwegen mogen worden. Denk aan zelfmoorden, gepleegd om voor ons allen simpelweg te bedenken redenen.

En daar tussendoor lopen dan mensen bij de politie binnen omdat ze dubbeltjes van een kapotte openbare telefoon willen afgeven. Boos zijn over een in stukken gevallen taart, bij een brand beschadigd geraakte kleding. Of van wie de fiets, 'gesloten' of 'ongesloten', voor de zoveelste keer gestolen is. 

De komende tijd zal ik bundelen wat ik inmiddels heb gevonden. Lang niet alle vondsten die ik in de politiearchieven heb gedaan staan op dit blog. Verder heb ik ook het Joods Weekblad, eerder, uitvoerig bekeken (met name de advertenties in het blad) en datzelfde geldt voor een aantal algemene dagbladen en wat nationaalsocialistisch werk. Opnieuw weer met name advertenties (zo wist ik daardoor bijvoorbeeld 'in 1941' al precies waar de fanatieke SS-man woonde waarvoor jaren later in een verzetskrant werd gewaarschuwd). De inmiddels door mij gevonden namen van onbekende slachtoffers zal ik checken en dubbelchecken. Want voordat ik deze doorgeef aan het Namenproject te Westerbork, moeten zij uitgebreid worden nagekeken (het Namenproject controleert ze vervolgens, gebruik makend van eigen bronnen, nog eens). Het Joods Monument is overigens voor mij bij al het checken, of natuurlijk het vinden van iets minder dringende informatie, een bijzonder belangrijk instrument.

Wie contact met mij wil over dit onderzoek is daartoe van harte uitgenodigd. Het zal de lezer wellicht niet ontgaan dat ik beter ben in het verzamelen van het materiaal voor verhalen dan deze daadwerkelijk onder de aandacht brengen (het schrijven zelf lukt gelukkig ook nog wel). Meedenkers zijn zeker welkom. De reacties onder de berichten zijn uitgeschakeld, maar via het mailadres bij mijn profiel ben ik direct te bereiken. Vanzelfsprekend ook voor vragen en opmerkingen die de inhoud van het geschrevene betreffen.


PS Ik ben nu opnieuw een paar dagen bezig geweest met de oorlog. Opnieuw omdat ik vind dat het echt belangrijk is. Maar het lukt me simpelweg niet meer om mijzelf alleen daarmee te motiveren. Daarvoor is de oorlogsdonkerte te diep, of de oorlogsdiepte te donker, dat kan ook. Helaas. Maar. Er staat dus belangrijke informatie in de archieven.

... En nu het weer een paar weken later is, het Namenmonument is geopend, ik Baudet op tv heb horen praten over een holocaust tussen aanhalingstekens (en dus zonder hoofdletter, maar daar hoorde ik niemand over), ben ik toch weer gaan speuren naar namen van onbekende slachtoffers in de archieven van de Amsterdamse politie. Niet alles is hierop, zo is mij dus gebleken, gescreend. Dus die zijn er. Ook doodsoorzaken (lees zelfmoorden of een enkel verkeersongeluk) preciseer ik en sterfdata eventueel ook. Ik heb zo'n 18000 pagina's onder ogen gehad en daarmee ben ik er nog bij lange na niet. 

Maar het is belangrijk. En dat is het.

Wat een geouwehoer. Nou, alla, maar dat was het dus ook wel weer. To be continued. Omdat het moet stoppen.


zondag 10 november 2019

Vluchten kon niet meer

Soms kom je ze tegen en wil je ze delen. Parels uit de nationale geschiedenis. Die te vinden zijn in de onmetelijke zee aan historische documenten die via het internet ons leven binnen te halen zijn.

Misschien zijn ze te mooi om te delen, kun je denken. Ja. Dat is een punt. Maar als je ze niet deelt blijven ze verscholen in hun oesterschelp, een oesterschelp die in oorlogstijd bestaat uit vele gestolen, roestige fietsen, verloren distributiekaarten, verraad van de ene burger door de andere, politieagenten die graag Joden naar het politiebureau brengen, om het even om wat voor reden. 

Aan onzichtbare parels heeft de wereld niets. Al groeien ze, beschermd door hun schelp, nog zo hard.

Deze specifieke parel ligt in Amsterdam Noord. Ik heb hem gevonden met een slinger aan de klok naar 18 februari 1943. 

Op die dag wordt een Joodse man door een andere burger aangewezen als verdachte van heling. De politie neemt hem mee naar het bureau. Eerst naar het ene (Houtmarkt). En dan naar het andere (Mosplein).

Nu worden Joden vanaf het midden 1942 voortdurend van het ene politiebureau naar het andere meegenomen. Dat is helemaal niet opmerkelijk. Alleen: de reis gaat normaal gesproken van het ene politiebureau naar het bureau Joodse Zaken. Of de Sicherheitsdienst.

Het ritje dat deze Joodse man maakt is dus op zich al opvallend. Maar wat aan het einde van de dag gebeurt is pas echt bijzonder: de man wordt naar huis gestuurd. Hij mag zich de volgende ochtend weer melden. Graag met het door hem geheelde voorwerp.

Een dergelijke houding van de politie is volstrekt normaal.

Als het om niet-Joden gaat. 

Maar Joden in de oorlog zijn vogelvrij. Volslagen vogelvrij. En geheel afhankelijk van de goodwill van de ander. Dat geldt voor de Joodse man en vrouw die zichzelf meldden bij de politie omdat ze bij intreding van hun spertijd (om 20 uur) kennelijk geen andere kant meer op wisten te gaan. Dat geldt voor de baby die door een vertwijfelde moeder in de armen van een niet-Joodse vrouw werd geduwd, in de hoop dat zij tenminste het leven van haar kind zou kunnen redden.  

De man, de vrouw en de baby werden niet geholpen. 

De Joodse man op 18 februari 1943 krijgt van een politieman tijd om zichzelf in veiligheid te brengen. Onder te duiken. 

Maar wie wil onderduiken moet weten wáár hij kan onderduiken. Moet zichzelf toestaan hulp van de ander te vragen. Wie wil onderduiken moet niet bang zijn voor represailles, omdat hij niet doet wat de politie zegt en daardoor een strafgeval wordt. Het nog zwaarder te verduren krijgt.

De volgende ochtend om tien uur meldt de man zich op het politiebureau. En wordt overgebracht naar de volgende locatie. Ditmaal is dat bureau Joodse Zaken.

De oorlog heeft hij niet overleefd.

Een leven kan afhangen van die ene helpende hand. Die wel of niet wordt uitgestoken. De baby, de man en de vrouw kunnen daar niet meer van getuigen. En ook de Joodse man, verdacht van heling, kan het ons niet navertellen. Eén helpende hand was voor hem niet genoeg.

Maar misschien heeft hij, zittend in de trein, of staand veel eerder, nog even gedacht aan die ene agent in Amsterdam Noord.

Wie weet heeft dat hem in zijn laatste dagen, zijn laatste uren, nog een moment lang getroost.