donderdag 25 juli 2024

Tachtig jaar later en nog geen dag wijzer

- English below -

Op 4 augustus 2019, 75 jaar na de inval in het Achterhuis, zou de verrader van Anne Frank door het Cold Case Team bekend worden gemaakt, zo kon in de jaren voorafgaand aan deze datum mede via de landelijke televisie worden vernomen.

Op 4 augustus 2019 gebeurde er echter niets van dien aard. In januari 2022 trok alsnog de bekende storm over het land.

Inmiddels is het bijna 4 augustus 2024, tachtig jaar na de ontdekking van de acht onderduikers, en is het archief van het Cold Case Team - eindelijk, in de zomer van 2022 zou hiervan al sprake zijn - inzichtelijk. Wie er belangstelling voor heeft, kan zich melden bij het Stadsarchief Amsterdam en krijgt dan een laptop waarop de documenten zijn in te zien. 

Intussen heb ik dat gedaan.

Ik concentreer mij in dit blog op de door mij eerder genoemde nationaalsocialistische overbuurman van het kantoor van Otto Frank, die vanuit zijn huis een zeer goed zicht had op het kantoor van het bedrijf van Otto Frank: hij woonde er pal tegenover. Het is onmogelijk om alle documenten in het archief in een korte tijd op hun waarde te kunnen schatten. Het derde punt dat ik noem is van een andere orde.

De volgende observaties deel ik op deze plek. 

1. Mijn eerdere aanname dat de politierapporten niet goed bestudeerd zouden zijn, moet ik corrigeren: zij zijn juist zorgvuldig onder de loep genomen. Desondanks hebben de onderzoekers de 'overbuurjongen' van Anne Frank, zoals ik hem eerder in dit blog aanduidde, niét gezien. En daarmee is hen ook de informatie ontgaan dat zijn vader, voor zijn dagelijks brood werkzaam in dienst van de bezetter, hem later die avond op kwam halen. Dit is uitermate relevante informatie, omdat zoon of vader zich tegenover de politie, met minder of juist met meer opzet, iets kunnen hebben laten ontvallen over de vele voedselleveranties bij hun overburen. Ook goed voorstelbaar is dat een van de onderduikers door hen is gezien. Van Anne Frank zelf is bekend dat ze graag een blik op straat wierp, zij schrijft hierover ook in haar dagboek. Nogmaals: we spreken over de avond van 3 augustus 1944. De volgende ochtend is er een telefoontje naar de SD gepleegd dat meteen als betrouwbaar werd ingeschat.

Het is mij een raadsel hoe de onderzoekers deze mutatie kunnen hebben gemist. Zelf kunnen ze het niet vertellen, vastgelijmd als zij zitten aan hun geheimhoudingsplicht. Het waren twee kleine notities (eentje over de zoon en eentje over het ophalen door de vader). Mogelijk is tijdgebrek de verklaring, maar voor een cold case team gericht op het vinden van een dader zou de avond van drie augustus 1944 de hoogste prioriteit gehad moeten hebben. Een andere kanttekening die ik hierbij wil maken is dat ik de jongen zelf binnen enkele dagdelen had gevonden.

De onderzoekers waren wél bekend met de naam van vader: deze komt in het archief van het CCT voor op een lijst met NSB-ers. Het adres staat er ook bij. Er is simpelweg geen verdere research naar gepleegd.

2. In het boek van Rosemary Sullivan wordt druk, en met weinig kennis van zaken (zo klopt de genoemde spertijd - en ik herhaal: die van de vooravond van de inval in het Achterhuis - niet), gefilosofeerd over de reden waarom een andere aanhouding op dezelfde avond, van een bewoonster, ook lid van de NSB, van de Bloemgracht een eind verderop, van zo korte duur was geweest. Had ze de politie misschien met informatie omgekocht? In het archief van het CCT bevindt zich de betreffende mutatie, waarin duidelijk staat aangegeven dat de vrouw naar huis mocht omdat ze thuis kleine kinderen had. De onderzoekers hebben, met andere woorden, hun eigen bronnen niet geraadpleegd bij het beantwoorden van hun vraag.

3. In een werkdocument noteert een van de onderzoekers dat Arnold van den Bergh vanaf het begin van 1944 in onderduik zat. Nu zijn werkdocumenten tijdelijke bestanden, waarin altijd weer correcties kunnen worden aangebracht, maar het is een observatie die ik, gezien de uitkomst van het onderzoek, bepaald niet onvermeld wilde laten.

Kort. Er is sprake van een uitgebreid opgezet onderzoek. Er is veel materiaal verzameld. Hierin is een mogelijke, serieuze verdachte geheel over het hoofd gezien en zonder dat het materiaal deze kant uit wijst een specifieke andere verdachte aangewezen. Voor argumenten die tegen deze verdachte pleiten, verwijs ik naar de stukken van Natasha Gerson en Mirjam Gorter & Ilias Frieling. Deze stukken zijn tegelijkertijd met het archief van het CCT openbaar gemaakt en, in tegenstelling tot het materiaal uit het archief van het CCT, online in te zien. Dat scheelt weer een fietstocht (of vliegticket).


- English -

Eighth years later and not a day wiser

On August 4, 2019, 75 years after the invasion of the Annex, the Cold Case Team was set to reveal the identity of Anne Frank's betrayer, as widely reported in the media. However, nothing of the sort happened on that day. It wasn't until January 2022 that the storm finally broke.

Now, nearing August 4, 2024, eighty years after the discovery of the eight hiding individuals, the Cold Case Team's archive has finally been made accessible to the public—something that was already promised in the summer of 2022. Anyone interested can visit the Amsterdam City Archives to access the documents on a laptop.

I have done just that.

In this blog post, I will focus on the National Socialist neighbor who lived directly opposite Otto Frank's office, giving him a clear view of the premises. It is impossible to fully evaluate all the documents in the archive in a short time. The third point I will address is of a different nature.

I have the following observations to share.

1. I must correct my earlier assumption that the police reports had not been thoroughly examined. In fact, they were scrutinized  carefully. However, the investigators overlooked Anne Frank's 'neighbor boy,' as I previously referred to him in this blog. Consequently, they missed the information that his father, who worked for the German occupiers, came to pick him up later that evening. This is highly relevant information, as either the son or the father might have inadvertently or deliberately mentioned the frequent food deliveries to their neighbors to the police. It's also conceivable that one of the hiding individuals was seen by them. Anne Frank herself is known to have often looked out the window, as she also mentions in her diary. Again, we are talking about the evening of August 3, 1944. The following morning, a phone call was made to the SD and was immediately deemed reliable.

I simply cannot comprehend how the investigators could have missed this information. They themselves cannot explain it, bound as they are by their confidentiality agreement. Perhaps time constraints were a factor, but for a cold case team focused on finding a perpetrator, the evening of August 3, 1944, should have been their top priority. Another point I want to make is that I found the boy myself within a few days.

The investigators were aware of the father's background; it appears in the CCT archive on a list of NSB members, along with his address. However, no further research was conducted.

2. In Rosemary Sullivan's book, there is much speculation, often based on limited knowledge (for example, the stated curfew time - and I repeat: the one on the eve of the raid on the Secret Annex - is incorrect), about why another arrest on the same evening, of a female resident, also a member of the NSB, on the Bloemgracht a short distance away, was so brief. Had she perhaps bribed the police with information? The CCT archive contains the relevant record, which clearly states that the woman was allowed to go home because she had young children at home. In other words, the researchers did not consult their own sources when answering their question.

3. In a working document, one of the researchers notes that Arnold van den Bergh had been in hiding since early 1944. Now, working documents are temporary files, in which corrections can always be made, but it is an observation that I, given the outcome of the research, definitely did not want to leave unmentioned.

In brief. A comprehensive investigation was conducted. A large amount of material was gathered. A potential, serious suspect was entirely overlooked, and without any evidence pointing in that direction, a specific other suspect was identified. For arguments against this suspect, I refer to the works of Natasha Gerson and Mirjam Gorter & Ilias Frieling. These documents were made public simultaneously with the CCT archive and, unlike the material from the CCT archive, can be viewed online. This saves a bike ride (or plane ticket).