woensdag 22 oktober 2025

Van geuren en kleuren

Ook ik was erbij. Gezeten op het gedenkteken voor de slachtoffers in Ravensbrück keek ik naar het groepje mensen dat zich op het Museumplein verzamelde. Met een half oor hoorde ik hoe Nederlandstalige muziek aan mij voorbij trok. 

Het was zondag twaalf oktober. De demonstratie was nog niet begonnen.

“Als de oorlog komt, en als ik moet schuilen, mag ik dan bij jou? Als er een clubje komt waar ik niet bij wil horen, mag ik dan bij jou? Als er een regel komt waar ik niet aan voldoen kan, mag ik dan bij jou?” Een bandje met Claudia de Breij was inmiddels opgestart.

Het stonk sterk naar urine, op mijn locatie. Gelukkig zat op een paar meter afstand van mij een stelletje blijmoedig een stevige joint te roken.

Er waren weinig mensen op de demonstratie afgekomen. Een paar honderd, gokte ik. Ik telde meer Friese vlaggen dan Prinsenvlaggen. Maar ik kon ze tellen. Allemaal.

Het was de schuld van de gemeente Amsterdam, dat er zo weinig mensen waren komen opdagen, begreep ik toen de betoging eenmaal was begonnen. Eerst had de datum verschoven moeten worden van negentien naar twaalf oktober en daarna ook eens de locatie. 

Links moest eindelijk begrijpen dat rechts ook een stem had. Dat was het volgende punt dat werd aangekaart.

Ik ging rondjes rond het Museumplein lopen. Rondjes over en langs het Museumplein beter gezegd. Het Museumplein is echt groot en ik kon er ook koffie halen. 

“Er zijn meer politiemensen en toeschouwers aanwezig dan betogers,” zei ik geruststellend tegen een oudere vrouw, die hoofdschuddend de mars gadesloeg die inmiddels door de stad was gaan trekken.Ik liep ernaast, met in mijn hand mijn fiets als schild. Haar antwoord verstond ik niet. Herrie kon de niet zo grote groep mensen goed maken.

“AZC, weg ermee!” Dat verstond ik wel. (Maar je hebt verstaan en verstehen, en de vraag die altijd bij mij opkomt als ik deze leuze hoor is: maar wat dan, moeten al die asielzoekers dan zomaar het land in komen dwalen?)

Er was zelfs zoveel politie op de been, en ook te paard, dat ik het halverwege de demonstratie voor gezien hield. Dit kon niet misgaan dacht ik.

De rest zou ik nog in de kranten teruglezen. Er was gescholden door de betogers, ook op Femke Halsema. Ik had het niet gehoord. Inwoners van de stad hadden hun middelvinger naar de demonstranten opgestoken. Ik had het niet gezien. 

“Wat zou er toch met al die paardenpoep gebeuren, die daarstraks op de fietspaden terecht kwam,” vroeg ik de vriendin met wie ik aan het einde van de middag had afgesproken. De politie was te voet, te bus en te paard bij de demonstratie aanwezig geweest. Dat had sporen achtergelaten. “Zou die gewoon door alle fietsbanden worden verspreid over de hele stad, of maken ze zoiets nog wel speciaal schoon?” De vriendin in kwestie had geen idee.