Nieuw, mogelijk scenario: de overbuurjongen van Anne Frank (vervolg)
In de vorige blogberichten komt het woord ‘verbijstering’ nogal eens voor. Deze ben ik inmiddels te boven. Aan mijn, aanvankelijk ietwat gekscherende, notitie over de overbuurjongen van Anne Frank valt nog het een en ander toe te voegen. Vandaar deze follow-up. Mocht een lezer zich afvragen: waarom zet ze deze zaken op een blog? Kan het niet naar een krant of tijdschrift, of zo? Ja, dat kan, maar tot nu toe kom ik er niet erg door. Ik heb geen naam. Ben socioloog. Geen historicus. Heb de 's' nooit van mijn titel laten schieten en heb de 'p' en de 'r' nooit tot één woord samen gepakt. Ik zet mijn bevindingen dus maar op mijn blog. Ben ik mijn 'e' plus 'i' kwijt, heb ik toch de 'c' van mijn rechten, ja en verder, tja, wat kan ik nog zeggen, je leeft maar één keer. Dat zeg ik dan om deze uitweiding af te ronden. Ik kan mezelf kortom niet verkopen, wel gratis weggeven. En ook dat, beste lezer/es/X/*, is een talent. Bereikbaar ben ik via de '@' op mijn profiel en verder laat ik mijn idealen maar varen.
“Ik heb geen naam,” schrijf ik, maar die heb ik natuurlijk
wel. Ik deel mijn naam (en Zeeuwse afkomst) met die van verzetsstrijder Ko
Stevense. Hij werd een paar dagen voordat de oorlog afliep voor zijn woning doodgeschoten.
Die woning lag aan de Bloemgracht. Reden waarom ik deze jaren terug al eens aan
een nadere inspectie had onderworpen. Anne Frank had ik daarbij ook wel in het achterhoofd, maar het zoeken naar de verrader had ik tegen die tijd eigenlijk opgegeven.
De Bloemgracht was in de oorlog een woelige boel. Er woonden
nogal wat mensen met nationaalsocialistische voorkeuren. Er bevond zich ook een
NSB-Kringhuis aan de gracht. Dat gebouw lag niet heel dichtbij het Achterhuis, maar de aanwezigheid van het pand maakte wel dat te er flink wat nationaalsocialistisch verkeer met
regelmaat door de buurt trok.
Nu wil het geval, deze informatie stond nog niet in het eerdere
blogbericht, dat ook de overbuurjongen van Anne Frank uit een
nationaalsocialistisch nest kwam. Zo verloofde zijn zus, staat in een
advertentie in het Nationaal Dagblad uit 1943 te lezen, zich met een Sturmmann
van de NSKK (NationalSozialistisches KraftfahrKorps). Dat is informatie die via
Delpher te vinden is. Uit de kaart van de vader, in het Stadsarchief van Amsterdam, wordt duidelijk dat hij en zijn aanstaande schoonzoon op dezelfde politieke lijn zaten. Dit alles maakt dat de onthulling van de informatie door de vader en/of de zoon op –
letterlijk - de vooravond van de ontmaskering van de onderduikers in het Achterhuis
simpelweg niet ondenkbaar is.
Het coldcase-team heeft, zo staat in het boek beschreven (p.
156) de Bloemgracht niet meegenomen in het buurtonderzoek. Wel de Leliegracht
en het vlakbij het Achterhuis in de buurt liggende deel van de Prinsengracht en
de Keizersgracht. Het heeft, samengevat, de panden bestudeerd van waaruit (mogelijk)
sprake was van zicht op het Achterhuis.
Maar Anne Frank beschrijft in haar dagboek hoe zij soms
via de ramen van het kantoor een blik op straat, met de daar lopende mensen, wierp. Zijzelf kan gezien
zijn, of een andere onderduiker, die er geen dagboek op nahield. Het kan
opgevallen zijn dat er toch wel erg veel boodschappen bij het bedrijf werden
afgeleverd. Enzovoort, enzovoort, enzovoort: in 1944 waren veel mensen op de hoogte
van het bestaan van de onderduikers, of hadden daar toch tenminste een sterk vermoeden
van. Daar vertel ik helemaal niks nieuws mee.
En stel. De jongen of de vader hebben zich op het politiebureau inderdaad iets laten ontvallen in de trant van: "Pak eerst die Joden van de overkant maar eens aan." Of; "Hoezo is het nou zo'n ramp dat ik een paar wortels wilde stelen, terwijl aan de overkant van de gracht een stel Joden ons eten loopt op te souperen!" Zelfs is het, gezien de kringen waarin de vader bivakkeerde, mogelijk dat hij ervoor voelde een vergoeding te incasseren. Joden verraden, dat leverde geld op. Geld om wortels mee te kopen, bijvoorbeeld.
Ik noem maar wat mogelijkheden. Mogelijkheden die niet uit te sluiten zijn.
En, ja. Misschien reageerden de agenten aanvankelijk niet eens heel geïnteresseerd
(of wel, natuurlijk). Maar ging er wellicht eentje toch nog eens in de boeken kijken. Was er niet wat aan de hand
met dat pand?
Inderdaad. Er was wat aan de hand met het pand. Er was geknoei
geweest met distributiebonnen, door enige vertegenwoordigers van het bedrijf. En
er was de inbraak geweest. “De woonplaats van de eigenaar kon niet
vastgesteld worden,” noteerde de politie op de desbetreffende avond van 9 april 1944. Tijdens de
oorlog had Otto Frank het bedrijf uit handen moeten geven. De
zin zet een mens wel aan het denken.
Het is één van de mogelijke scenario’s. Eén van de vele,
mogelijke scenario’s, die eigenlijk onder het kopje ‘onbekende omstander’
vallen.
Al met al. Toen ik jaren geleden hoorde van de poging van het coldcase-team om de
verrader van Anne Frank op te sporen, was ik redelijk enthousiast. Enthousiaster
zelfs dan menigeen. Er zijn zo ontzettend veel gegevens te vinden, in kranten,
in de politiearchieven. Wie die aan elkaar koppelt, kan een heel nauwgezet
beeld van de stad ontwikkelen en daar menige geschiedenis (zeker niet alleen
die van Anne Frank) mee verhelderen.
Maar mijn conclusie over het onderzoek luidt inmiddels: AI zonder
tussenkomst van HI is niets.
Ik moet, ga, het hierbij laten. Ik zal me moeten beheersen, want terwijl ik het boek, met het oog op dit blog, nog eens doornam, werd ik voortdurend door twijfel overvallen. En soms ook door een heel zeker weten: dit klopt in ieder geval niét. Maar ik kan, zal, niet bezig blijven - en dat is in opdracht van mijn eigen HI.