Eerder op dit blog verschenen:

dinsdag 5 april 2022

Bewijs het maar

In mijn vorige blogberichten gaf ik aan, dat ik in de dagrapporten van de Amsterdamse politie de 'overbuurjongen' van Anne Frank was tegengekomen. Hij was gearresteerd op 3 augustus 1944: op de avond direct voorafgaand aan de ochtend van de arrestatie van de onderduikers in het Achterhuis. 

Het verwonderde mij zeer dat deze jongen in het onderzoek van het coldcase-team, dat prat gaat op de forensische insteek, in het geheel niet voorkomt. Het coldcase-team lijkt de rapporten niet diepgaand te hebben bestudeerd: zo is in het boek sprake van een anoniem gehouden NSB-lid, dat eveneens op de vooravond van de arrestatie door de politie werd aangehouden maar heel snel weer werd heengezonden. Er wordt in het boek gegist naar de reden achter de snelle heenzending, maar deze blijkt glashelder in het betreffende dagrapport beschreven te staan.

Inmiddels heb ik mijn bevindingen voorgelegd aan enkele deskundigen in het veld. 'Er is geen bewijs,' is de reactie en dat is natuurlijk zo. Er is geen bewijs. Nee. Maar dat het een interessant scenario is, is wel met argumenten te onderbouwen. Ik som ze hieronder op. Waarbij ik onmiddellijk meld dat ik ook andere kandidaten op het oog heb. Ans van Dijk en de zus van Bep Voskuijl (eerder langs indirecte weg) scoren in mijn ogen hoog.

1. De datum van arrestatie: 3 augustus 1944.

2. Het adres van de jongen: pal tegenover het Achterhuis. Direct aan de andere kant van het water van de Prinsengracht.

3. De nationaalsocialistische kleur van het gezin van de jongen. Zonder te willen stellen dat elke nationaalsocialist er met plezier Joden bijlapte (dat is ook niet zo, daar zijn, weliswaar niet al teveel, tegenvoorbeelden van), is de stelling dat nationaalsocialisten in het algemeen niet door Jodenliefde werden overspoeld geen al te onhoudbare. De jongen werd door zijn vader van het politiebureau opgehaald. Er waren daarmee dus twee 'praatkansen'.

4. In haar dagboek meldt Anne Frank dat zij af en toe via de voorkant van het kantoor een blik naar buiten werpt. Met haar zus Margot spreekt zij op gegeven moment over de armoedige kinderen die zij buiten ziet spelen. Het is niet uit te sluiten dat de kinderen, of andere voorbijgangers, ook een flits van haar gezien hebben. De andere bewoners van het Achterhuis hielden geen dagboek bij (Margot wel, maar dat is nooit teruggevonden). Het is mogelijk dat ook zij soms via de voorkant van het pand naar buiten keken. En dus ook zelf gezien zijn.

5. Er werd een telefoontje gepleegd naar de Sicherheitsdienst, dat meteen betrouwbaar werd geacht. Dat maakt dat Ans van Dijk bijvoorbeeld een heel reële kandidaat voor het verraad is, maar natuurlijk ook iemand uit het politieapparaat. 

6. Er heerste honger, in 1944. Ook de overbuurjongen werd gearresteerd op verdenking van het stelen van voedsel. Nu zijn er veel dagboeken uit de oorlog bekend geworden. Voedsel is daarin een enorm groot onderwerp. Sommige dagboeken gaan zelfs bijna alleen maar over eten - en natuurlijk het gebrek daaraan. Iedereen die anno nu weleens heeft rondgelopen met een te grote trek, weet dat hij of zij op dat moment alleen maar aan eten kan denken. Honger vraagt je volledige aandacht. Waar ik naartoe wil: er werden op regelmatige basis leveranties van aardappelen en dergelijke aan de voorkant van het kantoor gedaan. Dit onder het mom van 'lunch voor de medewerkers'. Maar was dat in de zomer van 1944, waarin iedereen dagelijks zijn best moest doen om een enigszins redelijk kostje bij elkaar te sprokkelen, nog geloofwaardig? Hoeveel ogen van buurtbewoners zijn naar deze leveranties toe getrokken? 

7. Onderzoek van de Anne Frank Stichting, verricht door Gertjan Broek, brengt een scenario waarin de onderduikers slechts bij toeval zijn ontdekt en waarin de politie kwam om de voorraden te inspecteren. In ieder geval besteedde de politie hier veel aandacht aan. Dat is opmerkelijk. Het is, vanuit deze observatie geredeneerd, denkbaar dat de politie via de voedselleveranties op het spoor van de onderduikers zijn gezet.

8. De notitie die de politie maakt na de inbraak in het pand, in april 1944, is eveneens opmerkelijk. Hierin staat dat 'de woonplaats van de eigenaar' niet kon worden vastgesteld. Wie werd daarmee bedoeld? De nieuwe eigenaar, of misschien de oude? Maar waarom zou de woonplaats van de nieuwe eigenaar niet kunnen worden vastgesteld? Normaalgesproken noteerde de politie in de dagrapporten, indien van toepassing, dat Joden naar Duitsland waren getransporteerd. Of in een enkel geval: naar Polen. Maar Otto Frank had niet op de transportlijsten gestaan, om de eenvoudige reden dat hij niet op transport was gesteld. Dat hij 'ergens anders' was, was daarmee bekend. 

Al met al. Je hebt verraad en verraad. Verraad met voorbedachte rade ("ik weet waar er Joden zitten, hoeveel en op welke beloning ik nu recht heb") en spontaan verraad, dat meer neigt naar een verspreking of een halve onthulling. Een halve onthulling, zoals deze door de overbuurjongen of diens vader gedaan zou kunnen zijn op de vooravond van de arrestatie van de onderduikers - waarbij de eigen poging om via diefstal aan voedsel te komen misschien het opzetje vormde - was al genoeg geweest om de geoliede verraadmachine op gang te brengen.